INSTALLATIE
onderhoud
Info
f Isoleer de aanvoer- en retourleidingen aan bron-
f
zijde dampdiffusiedicht om condensvorming op
deze leidingen te voorkomen.
Info
f Isolatiemateriaal wordt niet meegeleverd.
f
5. Onderhoud
5.1
Veiligheidsklep
Bij het openzetten van de veiligheidsklep moet de volledige
straal van het verwarmingswater eruit stromen. Constant drup-
pelen kan duiden op vervuiling van de klepzitting.
f Sluit de bijbehorende schuif of kogelafsluitkraan.
f
f Schroef het bovenste deel van de veiligheidsklep eraf.
f
f Reinig de klepzitting.
f
f Vervang eventueel de dichting.
f
f Schroef het bovenste deel van de veiligheidsklep er weer
f
op.
5.2 Manometer
Info
De werkdruk van de verwarmingsinstallatie mag niet
hoger zijn dan 0,25 MPa overdruk.
f Controleer de werkdruk regelmatig.
f
f Vul de installatie bij met water als de werkdruk daalt.
f
5.3 Installatie ontluchten
Bij het vullen van de installatie met water komt lucht in de
buisleidingen en tanks.
f ontlucht, als u de handontluchter gebruikt, vooral
f
in de eerste tijd na ingebruikname, regelmatig het
verwarmingssysteem.
f Vul bij het ontluchten van het verwarmingssysteem tel-
f
kens water bij.
28 |
WPKI-Set