De motor starten (afb. 4+5)
1. Open de benzinekraan (ON).
2. Druk op de carburateurstippel (A) tot het
vlotterhuis vol zit met brandstof (enkel bij
koude motor).
3. Zet de gashendel half open (pos. START)
4. Sluit de starterklep (B) enkel bij
koude motor.
5. Start de motor met de terugspoelstarter.
Trek de starter niet plots door, maar ga
eerst naar de aanslag, m.a.w. laat de
starterpal eerst grijpen. Ook als de motor
reeds aangeslagen is, de startergreep
langzaam terugbrengen naar het
starterhuis.
6. Als de motor "probeert" aan
te slaan/starten, de starterklep
openen en eventueel de
startprocedure herhalen.
De motor uitschakelen (afb. 4+5)
Breng de gashendel voorbij de min-stand naar
de pos. STOP. Sluit de benzinekraan (OFF).
(OFF).
Draagriemen instellen
Neem de motorsproeier op de rug en maak
de dragerhaken op het buisframe aan beide
zijden vast.
De schouderriemen kunnen met behulp van
klemschuivers worden ingesteld op de vereiste
lengte.
Opmerking: De draagriemen moeten zo
worden ingesteld, dat de rugplaat stevig en
degelijk tegen de rug van de gebruiker ligt.
Werkinstructies
• Voor het begin van het werk en voor
elke startprocedure de motorsproeier
controleren op perfecte werking en
voorgeschreven toestand (gasbediening,
kortsluitschakelaar, bescherminrichting,
draagriem en brandstoflekken
onderzoeken).
• Voor het starten en tijdens het werk moet
de gebruiker een stabiele positie en een
veilige lichaamshouding aannemen.
• Voor u de motorsproeier start, naar een
andere plaats gaan, minstens 3 m van de
plaats waar u heeft getankt.
Sproeiwerk (afb. 6)
Uitschakelkraan openen:
Zet de hendel omhoog in de stand "1".
Uitschakelkraan sluiten: Zet de hendel
horizontaal in de stand "O". Tijdens het
sluiten de hendel tegen de voorspanning van
de drukveer langzaam terugbrengen naar de
stand "O". Niet laten terugspringen!
Opmerking: Voor een doelgerichte
behandeling van bijv. individuele planten of
kleine perken, kan de sproeivloeistoftoevoer
kortstondig worden geopend door de hendel
in stand 2 te duwen (plaatselijk sproeien/spot
spraying).
De regeling van het debiet gebeurt met de
daartoe bestemde doseerhuls.
Richtwaardentabel (afb. 7)
0,32 L/min
Stand 1
0,63 L/min
Stand 2
Stand 3
1,03 L/min
1,46 L/min
Stand 4
*) De doseerhoeveelheden bij gebruik van
een vloeistofpomp (accessoire) gelden voor
elke positie van de sproeibuis.
Om perken en bomen te besproeien, is het
aan te bevelen altijd de brede sproeikop (afb.
8 a) op de standaardkop (afb. 8 b) te steken.
Daardoor is het bereik groter en zijn de
druppeltjes gelijkmatiger. De brede sproeikop
wordt op de standaardkop geschoven tot de
verdikking vergrendelt.
Om rijculturen te behandelen (bijv. wijn, tomaten,
boomkwekerijen), moet het afbuigrooster
(afb. 8 d) worden gebruikt, zodat het product
goed aan de onderzijde van het blad kan komen.
Het afbuigrooster kan worden vervangen
door een dubbel rooster (Afb. 8 e). Het dubbele
40
B
C
0,17 L/min
0,33 L/min
0,31 L/min
0,54 L/min
0,54 L/min
1,04 L/min
0,65 L/min
1,42 L/min