g) Voertuig besturen
Via het draaiwiel (afbeelding 1, pos. 2) wordt de besturing van het voertuig gestuurd.
Met schuifschakelaar "STEERING REV." (afbeelding 1, pos. 8) kan de reactie van het voertuig op de stuur-
beweging worden omgekeerd. Voor dit voertuig moet de schuifschakelaar zich in de stand "N" bevinden
zodat de draaibeweging in dezelfde richting is.
Als het draaiwiel naar links wordt gedraaid, moeten de wielen naar links inslaan. Naargelang hoe ver het draaiwiel
naar links wordt gedraaid, worden ook de wielen overeenkomstig ver ingeslagen.
Als het draaiwiel naar rechts wordt gedraaid, moeten de wielen naar rechts inslaan. Naargelang hoe ver het draaiwiel
naar rechts wordt gedraaid, worden ook de wielen overeenkomstig ver ingeslagen.
In de middelste stand van het draaiwiel, moeten de wielen parallel ten opzichte van het chassis staan (instelbaar
via de trimregelaar "STEERING TRIM"). Door een veer in het draaiwiel beweegt het draaiwiel automatisch naar de
middelste stand terug.
88