10
9
13
11
10
52
VASTMAKEN MET AUTOGORDEL
Plaats uw kind in het kinderzitje. Trek de driepuntsgordel ver uit en leidt
hem voor uw kind langs naar de gordelsluiting 9.
WAARSCHUWING! De gordel mag niet verdraaien.
Steek de gordelpen 10 in de gordelsluiting 9. Deze moet hoorbaar vastklik-
ken. Vervolgens legt u de heupgordel 11 in de onderste rode gordelgelei-
ders 12 van het kinderzitje. Trek nu stevig aan de diagonale gordel 13, om
de heupgordel 11 strak te trekken. Hoe strakker de gordel zit, des te beter
kan hij beschermen tegen verwondingen.
LET OP! Aan de kant van de gordelsluiting 9 moeten de diagonale gordel
13 en de heupgordel 11 samen in de onderste geleider 12 zitten.
WAARSCHUWING! Het gordelslot van de auto 9 mag in geen geval
boven de armleuning uitsteken. Als het gordelslot te lang is, is het kin-
derzitje niet geschikt voor gebruik op deze plaats in de auto. Raadpleeg
bij twijfel de fabrikant van uw voertuig.
12
De heupgordel 11 moet aan beide kanten van het zitkussen in de onderste
gordelgeleiders 12 liggen.
LET OP! Leer uw kind meteen vanaf het begin dat het erop moet letten
dat de gordel strak zit en dat het deze indien nodig zelf strak trekt.
WAARSCHUWING! De heupgordel 11 moet aan beide kanten zo laag
mogelijk over de lies van uw kind lopen om in geval van een ongeluk
optimaal effectief te zijn.
14
Leid nu de diagonale gordel 13 door de bovenste rode gordelgeleider 14 in
de hoofdsteun 7 tot hij in de gordelgeleider zit. Let erop dat de diagonale
gordel 13 tussen de buitenkant schouder en hals van uw kind loopt. Indien
nodig kunt u het verloop van de gordel aanpassen door de hoofdsteun in
hoogte te verstellen. De hoogte van de hoofdsteun 7 kan ook in gemon-
teerde toestand in de auto worden ingesteld.