-
Houd de TEST-knop 4 ingedrukt om een meting van de isolatieweerstand te starten.
-
De hoofddisplay K geeft de weerstandswaarde en de subdisplay geeft J de testspanning aan.
8.5 Lusimpedantie (Z
De meting vereist een correcte aansluiting van de netspanning volgens afbeelding 4, 5 of 6
op de BENNING IT 105. De netspanningsindicator moet permanent branden:
Controleer of de meetleidingen correct aangesloten zijn of draai de veiligheidscontactstekker van de test-
kabels 180° wanneer de indicator voor de voedingsspanning knippert.
8.5.1
Meting met hoge teststroom (HIGH CURRENT)
Een meting van de lusimpedantie Z
waartse RCD-stroomonderbreker! Als de aardlekschakelaar wordt geactiveerd, verschijnt
„RCD" in de digitale display 2 en wordt de meting onderbroken.
-
Kies met de draaischakelaar 1 de gewenste functie Z
-
Op de digitale display 2 worden de symbolen van de functietoetsen F1 A tot F4 D kort weergegeven.
Met behulp van de functietoetsen F1 tot F4 3 kunnen de volgende instellingen worden gemaakt:
F1
L-PE / L-N
L-PE of L-N (F1):
De functietoets F1 3 bepaalt of de meting moet worden uitgevoerd tussen L-PE (lusimpedantie Z
(lijnimpedantie Z
).
I
AUTO start (F4):
Wanneer AUTO Start wordt geactiveerd, start de meting automatisch 4 seconden nadat de BENNING IT
105 op netspanning is aangesloten. Druk opnieuw op de functietoets F4 3 om te deactiveren.
-
Verbind de meetsnoeren volgens afbeelding 4, 5 of 6 met de BENNING IT 105 en maak contact met
het testobject.
-
Druk op de TEST-knop 4 om de meting te starten.
-
De hoofddisplay K toont de lusimpedantie (Z
getaste foutstroom (PFC)/kortsluitstroom (PSC).
Let op:
Voor het meten van de lusimpedantie Zs (L-PE) op driefasige verbruikers zonder N-geleider (bijv. Motoren),
de groene testkabelconnector PE/ L2 6 en de blauwe testkabelconnector N/ L3 7 kunnen worden over-
brugd met de blauwe 4 mm adapter.
Het meten van de leidingsimpedantie Z
gevoerd worden. Hiervoor moeten de meetleidingen zoals op afbeelding 6 aangesloten worden op de
BENNING IT 105 en in contact gebracht worden met het testobject. Wanneer de groene meetleidingscon-
nector PE 6 niet met de PE-aarding van het testobject verbonden is, zal na een druk op TEST-toets 4
het symbool 'NO-E' verschijnen in display 2 en zal de meting gestopt worden.
8.5.2
Meting met zwakke teststroom (NO-TRIP)
Een meting van de lusimpedantie (Z
al geen stroomopwaartse RCD-stroomonderbreker! Bestaande foutstromen in het systeem
kunnen echter de meting beïnvloeden. Als de aardlekschakelaar wordt geactiveerd, ver-
schijnt „RCD" in de digitale display 2 en wordt de meting onderbroken.
-
Kies met de draaischakelaar 1 de gewenste functie Z
-
Op de digitale display 2 worden de symbolen van de functietoetsen F1 A tot F4 D kort weergegeven.
Met behulp van de functietoetsen F1 tot F4 3 kunnen de volgende instellingen worden gemaakt:
04/ 2020
) en lijnimpedantie (Z
S
F2
–
(L-L), fase tegen fase, kan enkel met een hoge teststroom uit-
I
)
I
(L-PE) met een hoge teststroom triggert een stroomop-
S
/ Z
(HIGH CURRENT) G.
S
I
F3
–
)/lijnimpedantie (Z
S
) L-PE met een zwakke teststroom veroorzaakt meest-
S
/ Z
(NO-TRIP) H.
S
I
BENNING IT 105
) en de subdisplay J toont de onaan-
I
F4
AUTO
) of L-N
S
66