8.20
Te lage waterdruk in het CV-circuit vermijden
Het product beschikt over een druksensor in het CV-circuit
en een digitale drukindicatie. U hebt meerdere mogelijkhe-
den om de druk op het display weer te geven, zie gebruiks-
aanwijzing. Daarnaast beschikt het product over een mano-
meter. Om de druk op de manometer af te lezen, demonteert
u de bovenste voormantel.
▶
Controleer of de druk tussen 1 bar en 1,5 bar ligt.
◁
Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen
uitstrekt, dan kunnen hogere waarden voor de vul-
druk vereist zijn om lucht in de CV-installatie te ver-
mijden.
◁
Als de druk in het CV-circuit te laag is, vul dan CV-
water bij. (→ Pagina 231)
8.21
Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶
Controleer de CV-installatie (warmteopwekker en instal-
latie) en de warmwaterleidingen op dichtheid.
▶
Controleer of de afvoerleidingen van de ontluchtingsaan-
sluitingen correct geïnstalleerd zijn.
9
Aanpassing aan de CV-installatie
9.1
CV-installatie configureren
De installatieassistent wordt bij het eerste inschakelen van
het product gestart. Na het beëindigen van de installatieas-
sistent kunt u in het menu Toestel configuratie o.a. de pa-
rameters van de installatieassistent verder aanpassen.
Om de door de warmtepomp gegenereerde waterdoorstro-
ming aan de betreffende installatie aan te passen, kan de
maximaal beschikbare druk van de warmtepomp in de CV-
en warmwaterfunctie worden ingesteld.
Deze beide parameters zijn instelbaar via de diagnosecodes
D.122 en D.124.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursni-
veau | Diagnosecodes | 100 - 199 | D.122 Conf.verw.
geb.circuitpomp op.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursni-
veau | Diagnosecodes | 100 - 199 | D.124 Conf.warm
w.geb.circ.pomp op.
Het instelbereik ligt tussen 200 mbar en 900 mbar. De warm-
tepomp werkt optimaal, als door de instelling van de be-
schikbare druk de nominale doorstroming bereikt kan wor-
den (Delta T = 5 K).
9.2
Restopvoerhoogte van het product
De restopvoerhoogte is niet direct instelbaar. U kunt de
restopvoerhoogte van de pomp begrenzen, om deze aan het
plaatselijke drukverlies in het CV-circuit aan te passen.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursniveau | Dia-
gnosecodes | 200 - 299 | D.231 Maximale restopvoer-
hoogte op.
0020318694_01 Installatie- en onderhoudshandleiding
9.2.1
Restopvoerhoogte CV-pomp
1
2
3
4
B
900
800
700
600
500
400
300
200
100
0
0
200
400
600 800 1000 1200 1400
A
Volumestroom (l/h)
B
Restopvoerhoogte
(mbar)
1
10% pulsbreedtemodu-
latie
2
20% pulsbreedtemodu-
latie
3
30% pulsbreedtemodu-
latie
4
40% pulsbreedtemodu-
latie
9.2.2
Drukverlies vul- en afsluitkraan
B
120
100
80
60
40
20
0
0
500
1000
A
Volumestroom (l/h)
9.3
Min. en max. aanvoertemperatuur in
het CV-bedrijf instellen (zonder aangesloten
thermostaat)
1.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursniveau |
Installatieconfiguratie | Circuit | Min. gew. aanvoer-
temp.: resp. MENU | INSTELLINGEN | Installateurs-
niveau | Installatieconfiguratie | Circuit | Max. gew.
aanvoertemp.: op.
◁
Op het display verschijnt de minimale of maximale
aanvoertemperatuur in het CV-bedrijf.
2.
Verander de aanvoertemperatuur in CV-functie en be-
vestig de verandering met
–
Max. aanvoertemperatuur CV-bedrijf: 75 ℃
5
6
7
8
9
10
1600 1800
2000
5
50% pulsbreedtemodu-
latie
6
60% pulsbreedtemodu-
latie
7
70% pulsbreedtemodu-
latie
8
80% pulsbreedtemodu-
latie
9
90% pulsbreedtemodu-
latie
10
100% pulsbreedtemo-
dulatie
1500
2000
2500
3000
B
Drukverlies (mbar)
.
A
A
235