Stihl iMOW 5.0 Notice D'emploi page 204

Nederlands
8.2 Leidraad inplannen en aansluit‐
punt in de begrenzingsdraad
leggen
Het leggen van de leidraad of van meerdere lei‐
draden moet van tevoren zorgvuldig worden
gepland. Reeds tijdens het leggen van de
begrenzingsdraad moet de positie van alle lei‐
draden in acht worden genomen. Er moet ten
minste één leidraad worden gelegd en er kunnen
twee leidraden worden gelegd.
2
B
Een leidraad (1) heeft de volgende functies:
– Oriëntatie voor het terugrijden naar het doc‐
kingstation (2)
– Rijden naar een startpunt (3)
– Verdeelt het maaivlak in de zones (A en B)
De leidraad (1) wordt vanaf het dockingstation
(2) door het maaivlak heen gelegd en op een zo
ver mogelijk verwijderd punt op de rondlopende
begrenzingsdraad (4) aangesloten.
a
90°
► Plan de leidraad zodanig dat aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
– De leidraad wordt over een lengte van a = 2 m
in een rechte lijn vanaf het dockingstation naar
het maaivlak geleid.
– De minimumafstand tussen de leidraad en de
rondlopende begrenzingsdraad bedraagt b =
27,5 cm
– De leidraad wordt met een minimumafstand
van c = 37 cm (lengte: 1x iMOW® Ruler) recht
en in een rechte hoek naar de begrenzings‐
draad geleid en daarop aangesloten.
204
A
3
1
4
10.1
b
c
90°
8 Begrenzingsdraad neerleggen
– De leidraad mag geen verbinding tussen afge‐
bakende gebieden kruisen.
– De leidraad mag niet in een hoek op de
begrenzingsdraad worden aangesloten.
– De leidraad mag geen begrenzingsdraad krui‐
sen.
Uitzondering: bij het aanleggen van een door‐
gang moet de leidraad de begrenzingsdraad
kruisen.
– De leidraad mag niet geknikt of gespannen
zijn en mag zichzelf niet kruisen.
5
d
4
Bij het leggen van de rondlopende begrenzings‐
draad (4) moet het aansluitpunt voor de leidraad
worden gelegd:
► Bevestig de begrenzingsdraad (4) op de daar‐
voor bedoelde plaatsen met een bevestigings‐
spijker (5).
► Maak van de begrenzingsdraad (4) een lus
met een lengte van d = 15 cm en bevestig met
een bevestigingsspijker (5).
► Knip de begrenzingsdraad (4) aan het einde
van de draadlus door met een zijkniptang.
De draadeinden worden aan het einde van de
installatie met de leidraad verbonden.
► Leg de begrenzingsdraad (4) verder om het
maaivlak heen.
10.1
0458-011-9601-A