3 Veiligheidsinstructies
Houd er voor uw eigen veiligheid rekening mee dat de
opstelling, afstelling en het onderhoud van uw ketel
alleen mag worden uitgevoerd door een erkend vakbe-
drijf. Dit is eveneens verantwoordelijk voor
inspectie/onderhoud en reparatie van de ketel en evt.
voor de verandering van de ingestelde gashoeveelheid.
3.1 Plichten van de gebruiker van een stookolie-
installatie
De iroVIT met standaard ingebouwde stookolieketel
werkt op stookolie EL.
Stookolie EL behoort tot de waterbedreigende stoffen.
De gebruiker van een oliestookinstallatie is conform de
waterhuishoudingswet (WHG) verplicht om bepaalde
veiligheidsmaatregelen te treffen. In elk geval moet
worden verhinderd dat stookolie in het grondwater kan
belanden.
In het geval van waterverontreiniging is de gebruiker
van de installatie onbegrensd aansprakelijk.
Bovendien moet er nog een reeks voorschriften en ver-
ordeningen voor de verwarmingsinstallatie in acht geno-
men en nageleefd worden.
Dat betekent: Installaties met waterbedreigende stoffen
(stookolie EL) mogen alleen door erkende vakbedrijven
ingebouwd, opgesteld, onderhouden, gerepareerd en
gereinigd worden.
De gebruiker van de installatie heeft daarmee de moge-
lijkheid om de verantwoordelijkheid voor de veilige wer-
king van zijn stookolieinstallatie over te dragen aan het
vakbedrijf!
Let op!
Vermijd schade aan het milieu en aansprakelijk-
heidsclaims vanwege het niet-naleven van
wetten en verordeningen. Daarom moet u uw
stookolieketel alleen door een erkend vakbedrijf
laten inbouwen, onderhouden en reinigen.
3.2 Toegelaten brandstof
De Vaillant olie-ventilatorketels iroVIT kunnen met de
volgende brandstof in gebruik genomen worden:
stookolie EL volgens DIN 51603.
De verbranding van andere dan de opgegeven brandstof
is niet toegestaan.
iroVIT
Veiligheidsinstructies 3
3.3 Vuldruk van de installatie controleren
Controleer in regelmatige intervallen de vuldruk van de
installatie.
3.4 Noodstroomaggregaat
Uw vakman heeft het verwarmingsapparaat bij de instal-
latie aangesloten aan het stroomnet.
Indien u het apparaat bij stroomuitval met een nood-
stroomaggregaat operationeel wilt houden, dan moet dit
wat betreft zijn technische waarden (frequentie, span-
ning, aarding) overeenstemmen met die van het stroom-
net en minstens overeenkomen met de krachtontneming
van uw ketel. Gelieve hiervoor advies in te winnen bij uw
vakbedrijf.
3.5 Vorstbescherming
Zorg ervoor dat de verwarmingsinstallatie in uw afwe-
zigheid tijdens een vorstperiode in bedrijf blijft en dat de
ruimtes voldoende op temperatuur worden gehouden.
Let op!
Vorstbescherming en bewakingsinrichtingen zijn
alleen actief als de hoofdschakelaar van de ketel
op stand „I" staat en er geen scheiding van het
stroomnet is.
Een verrijking van het verwarmingswater met
antivriesmiddelen is niet toegestaan. Daarbij
kan schade aan dichtingen en membranen en
kunnen er geluiden in het verwarmingsbedrijf
optreden. Hiervoor en voor eventuele indirecte
schade kunnen wij geen aansprakelijkheid aan-
vaarden.
Uw apparaat is uitgerust met een vorstbeschermings-
functie: Als de verwarmings-toevoertemperatuur bij
ingeschakelde hoofdschakelaar daalt onder 5 °C, dan
gaat het apparaat in bedrijf en verwarmt het ketelver-
warmingscircuit op tot ca. 35 °C.
Een andere mogelijkheid van vorstbescherming bestaat
erin de verwarmingsinstallatie en het apparaat leeg te
maken. Daarbij moet men ervoor zorgen dat zowel de
installatie als het apparaat volledig worden leegge-
maakt. Win hiervoor advies in bij uw vakbedrijf.
3.6 Opening van de deur van de verbrandingsruimte
Het product bevat keramiekvezels; bij ondeskundige
bewerking kunnen vezelstoffen vrijkomen. De ketel mag
alleen geopend worden door vakpersoneel.
BE
5
5