3
KENMERKEN
3. 1
ELEKTRONISCHE KAART
De kaart is vervaarding met inachtneming
van de Laagspanningsrichtlijn EEG 73/23,
wordt gevoed met 230 Volt en stuurt door
middel van een ingebouwde transformator
spanning van 24 Volt naar de volgende
componenten: gasklep, veiligheidsaquas-
taat, voelers van de verwarmingstempera-
tuur en de sanitaire watertemperatuur, bui-
tentemperatuurvoeler (optioneel), modula-
tor, rookgasthermostaat, stromingsregel-
veiligheidsklep, waterdruktransductor,
omgevingsthermostaat of "Remote Control
Logica". Een automatisch en continu modu-
latiesysteem stelt de ketel in staat het ver-
mogen aan de diverse eisen van de installa-
tie of van de gebruiker aan te passen.
De elektronische componenten zijn gega-
randeerd om te functioneren binnen een
temperatuurbereik van 0 tot +60°C.
3. 1 . 1
Storingen in de werking
De led-indicatielampjes die op een onregel-
matige en/of onjuiste werking van het toe-
stel duiden zijn aangegeven op fig. 18.
3. 1 .2
Inrichtingen
De elektronische besturingskaart is voor-
zien van de volgende inrichtingen:
– Trimmer "POT. ACC." (6 fig. 19)
Trimmer om het drukniveau bij de ont-
Rode led knippert: ventilator 30 minuten
na het uitschakelen van de ventilator probeert de
besturingskaart hem weer in te schakelen.
Rode led brandt: ontsteking geblokkeerd.
Draai de keuzeschakelaar CR/OFF/ZOM./
WIN./DEBLOKK. op de deblokkeerstand
( ) om de werking te hervatten.
Groene led uit:
geen stroom.
Rode led knippert: veiligheidsaquastaat
ingeschakeld/rookgasthermostaat.
Draai de keuzeschakelaar
CR/OFF/ZOM./WIN./DEBLOKK. op de
deblokkeerstand ( ) om de werking te hervatten.
steking (STEP) van de gasklep te wijzi-
gen. Al naar gelang de gassoort waar
de ketel op ingesteld is moet de trim-
mer zodanig afgesteld worden dat er
bij de brander een druk van circa 3
mbar voor aardgas en 7 mbar voor
propaan (G31) is.
Om de druk te verhogen moet de trim-
mer met de wijzers van de klok meege-
draaid worden (naar rechts), om de
druk te verlagen moet de trimmer
tegen de wijzers in gedraaid worden
(naar links). Het langzame ontstekings-
drukniveau kan tijdens de eerste 5
seconden na de ontsteking van de
brander ingesteld worden.
Nadat u het ontstekingsdrukniveau
(STEP) op basis van de gassoort vast-
gesteld heeft moet u controleren of de
gasdruk tijdens de verwarming nog op
de waarde is die voorheen ingesteld is.
– Connector "MET-GPL" (7 fig. 19)
Wanneer de connector losgekoppeld is,
is de ketel ingesteld om te functioneren
op G20-G25.
– Connector "ANN.RIT" (5 fig. 19)
De elektronische kaart is geprogram-
meerd, tijdens de verwarmingsfase, met
een technische onderbreking van de
brander van circa 90 seconden die
zowel tijdens de koude star t van de
installatie als tijdens latere ontstekingen
plaatsvindt. Dit dient om te vermijden dat
de ketel kort achter elkaar in- en weer
uitgeschakeld wordt, wat met name bij
(*) Als alle leds bij een druk van 0,5 tot 2,5 bar uit zijn moeten de aan-
sluitingen van de waterdruktransductor gecontroleerd worden.
Rode led knippert: geen
communicatie met de "Remote
Control Logica".
Rode led knippert: storing aan de verwarmingsvoeler (SM)
Rode led knippert: storing aan de
installaties met hoge drukverliezen kan
gebeuren. Telkens nadat de ketel, na de
fase van langzame ontsteking, opnieuw
start zal de ketel gedurende circa 1
minuut op de minimum modulatiedruk
gaan staan om vervolgens op de inge-
stelde verwarmingsdrukwaarde te gaan
staan. Als de brug aangebracht wordt
dan wordt zowel de geprogrammeerde
technische onderbreking als de wer-
kingsperiode op de minimum druk tijdens
de startfase opgeheven. In dat geval zul-
len de tijden die tussen het doven en het
opnieuw ontsteken zitten afhangen van
een verschil van 5°C dat door de verwar-
mingsvoeler (SM) waargenomen wordt.
– DIPSCHAKELAARS (13 fig. 19)
Controleer of de geleiderbruggen op de
aangegeven plaats aangebracht zijn:
– Connector Modureg Sel. (14 fig. 19)
De draadbrug moet altijd aangebracht
zijn.
– Connector "Albatros" (15 fig. 19)
De brug moet altijd losgekoppeld zijn.
De brug wordt alleen aangebracht bij
installaties met meerdere ketels in
volg-/cascadeschakeling.
Rode led knippert: niet voldoende
waterdruk (*).
Rode led knippert:
veiligheidsklep van de installatie
ingeschakeld (*).
Rode led knippert:
storing in het vlamdetectiecircuit.
stromingsregelaar
FR
BE
Fig. 18
39