Gebruik voor het reinigen van het spuitpistool alleen die reinigingsmiddelen, die door
de fabrikant van het spuitmateriaal zijn opgesomd en geen van de volgende
bestanddelen bevatten:
•
gehalogeneerde koolwaterstoffen (zoals 1,1,1-trichloorethaan, methyleenchloride,
enz.);
•
zuren en zuurhoudende reinigingsmiddelen;
•
gerecycleerde oplosmiddelen (verdunde middelen);
•
ontlakkingsmiddelen.
De hierboven opgesomde bestanddelen veroorzaken bij gegalvaniseerde onderde-
len chemische reacties en schade als gevolg van corrosie.
Voor schade die het gevolg is van een dergelijke behandeling geeft WALTHER
Spritz-und Lackiersysteme GmbH geen garantie.
Reinig het spuitpistool
•
voor elke verandering van verf of materiaal;
•
wekelijks minstens eenmaal;
•
wekelijks verschillende malen in functie van het materiaal en de graad van
verontreiniging.
Op die manier beschikt u altijd over een goed werkend spuitpistool.
1.
Haal het spuitpistool uit elkaar, zie 5.5 Ombouwen van het spuitpistool.
2.
Reinig de luchtkop en de materiaalnozzle met een kwast en het reinigingsmiddel.
3.
Reinig alle andere onderdelen en het pistoolhuis met een doek en het reinigings-
middel.
4.
Voorzie de volgende onderdelen van een dunne vetfilm:
•
de materiaalnaald
•
de naaldveer
•
alle glijdende onderdelen en lagerpunten
•
de bewegende interne delen moeten minstens één keer per week worden
ingevet.
•
de veren moeten altijd van een lichte vetfilm voorzien zijn.
Gebruik daarvoor een zuur- en harsvrij vet en een kwast.
Vervolgens steekt u het spuitpistool in omgekeerde volgorde opnieuw in elkaar.
6.3
Eenvoudige reiniging
Bij materiaalwissels of na werkeinde kunt u het spuitpistool ook reinigen zonder het
in zijn geheel te moeten demonteren.
Bij de eenvoudige reiniging gaat u als volgt te werk:
1.
U vult de gereinigde stromingsbeker / zuigbeker / stromingsdrukbeker / hangdruk-
beker of het gereinigde materiaaldrukvat met een voor het spuitmateriaal geschikt
reinigingsmiddel.
2.
U schakelt het spuitpistool in, (zie 5.2 Ingebruikname en buitengebruikstelling).
3.
U schakelt het spuitpistool pas uit, wanneer het alleen nog puur reinigingsmiddel
spuit.
De complete spuitinstallatie moet nu tot aan de volgende toepassing drukloos worden
geschakeld.
68
7
Reparatie
Waarschuwing
Vóór iedere aanpassing of reparatie moet de lucht- en materiaaltoevoer naar het
spuitpistool worden onderbroken.
Aanwijzing
Voor de doorvoering van de onderstaand beschreven arbeidsstappen dient u de
explosietekening (vouwblad) vooraan in deze handleiding te gebruiken.
7.1
Ondichte naaldpakking vervangen
1.
U verwijdert de materiaalnaald zoals beschreven onder 5.5 Spuitpistool aanpas-
sen.
2.
U schroeft de stopbus (pos. 9) uit het pistool.
3.
U verwijdert de naaldpakking (pos. 6) (Gebruik hiervoor evtl. een dunne draad
waarvan het uiteinde omgebogen is tot een haak).
De montage geschiedt in omgekeerde volgorde
Aanwijzing
Alle bewegende en glijdende delen moeten voor de montage in het pistool worden
voorzien van een zuurvrije, niet harsende vetlaag.
7.2
Materiaalmondstuk of -naald vervangen
Demonteert het spuitpistool zoals beschreven onder 5.5. "Spuitpistool aanpassen"
Aanwijzing
Alle beweeglijke en glijdende onderdelen moeten vóór de inbouw in het pistoolli-
chaam worden ingevet met een zuurvrij, niet harsend vet.
Reparatiesets:
WALTHER biedt voor het hand-spuitpistool PILOT XIII een reparatieset aan, die alle
slijtende delen bevat. In de stuklijst zijn de slijtende delen vet gedrukt.
Art.nr. van de reparatieset: V 16 013 03 . . 3
WALTHER biedt voor het hand-spuitpistool PILOT XIII-HVLP een reparatieset aan,
die alle slijtende delen bevat. In de stuklijst zijn de slijtende delen vet gedrukt.
Art.nr. van de reparatieset: V 16 014 03 . . 3
69