5
Monteren
5.1
Inbouwvoorwaarden controleren
Voorwaarden voor de inbouwlocatie in acht nemen:
Rekening houden met de variant van de afdichting (witte of zwarte inbouwmethode), zie de bijbehorende inbouwvoorbeel-
den.
De hoogte van de bodemopbouw respectievelijk de sterkte van de vloerplaat uitrekenen; de maximale diepte mag niet
worden overschreden. Eventueel is een verlengstuk (toebehoor, art.nr. 83075 of 83073) vereist.
Controleren of de installatie in een bodem met grondwaterdruk wordt ingebouwd. Zie voor de grondwaterbestendigheid
van de installatie zie "Technische gegevens", pagina 67.
Controleren of er een leidingenscheiding conform EN 12056-4 aanwezig is. Afvalwater en regenwater moeten afzonderlijk
worden afgevoerd. Afvalwater dat onder het terugstuwniveau wordt aangevoerd, moet na de valleiding worden aangeslo-
ten.
Zorg dat er een voldoende lange stabilisatieleiding (1 m voor en na de installatie) aanwezig is.
Zorg dat de overgangen van de valleiding met bochten van 45° worden uitgevoerd, zodat afzettingen in de leidingen wor-
den voorkomen.
Maximale inbouwdiepte in acht nemen
Bij vloerinbouw moet een maximale inbouwdiepte van 650 mm tot aan de bovenkant van de functionele eenheid (motor)
worden aangehouden. Zo kunnen de noodzakelijke onderdelen in geval van onderhoud en service gemakkelijk worden
bereikt.
5.1.1
Inbouwvoorbeeld voor witte inbouwmethode (vloerplaat met waterdicht beton)
1 Pumpfix F
2 Verlengstuk met centrale flens voor
inbouw in waterdicht beton, art.nr.
83075
a Vloerafwerking
f Isolatie
b Afdichting
g Schone onder-
grond
c Afwerkvloer
h Besturingskast
d Betonvloer
i
Mantelbuis
e Isolatie
DWP* Dimensio-
neringswaterpeil
68 / 96
Inbouw- en bedieningshandleiding
010-843