nl
Gebruik
Alleen Duct-Mount-gasdetectoren:
i
Transmitter en ontvanger met de kartelschroeven (1) zo afstellen dat de maximale signaalsterkte (
afbeelding op pagina 224) wordt bereikt.
ii
De transmitter en ontvanger met de kartelschroeven (1) zodanig afstellen dat de meetpunten van de transmitter en
ontvanger op het HART
Het tolerantiebereik van 30 schaaleenheden rondom 0 mag na de afstelling niet zijn overschreden (zie stippellijn voor
TX S in de afbeelding op pagina 224).
iii De contramoeren (2) vastdraaien. Daarbij controleren en ervoor zorgen dat de meetpunten van transmitter en
ontvanger op het HART
b. In het menu 5 / Maintenance het punt 2 Stop Alignment selecteren.
De afstelmodus wordt afgesloten en het meetsignaal wordt uitgegeven.
®
c. De HART
-toepassing beëindigen.
d. Alleen Open-Path-gasdetectoren:
Weerbescherming aan transmitter en ontvanger monteren.
Alleen Duct-Mount-gasdetectoren:
Afdekking aan transmitter en ontvanger monteren.
Als er geen DIGITAL LINK-verbinding is geïnstalleerd, moet de afstelmodus op de transmitter afzonderlijk worden
beëindigd. Anders is de nulpuntafstelling niet mogelijk.
VOORZICHTIG
Gevaar voor latere onjuiste metingen als de nulpuntafstelling niet correct wordt uitgevoerd.
► Tijdens de nulpuntafstelling mag er zich geen meetgas in het meettraject bevinden en moeten de lenzen schoon zijn.
226
®
-handbedieningsapparaat zo dicht mogelijk bij 0 liggen.
®
-handbedieningsapparaat binnen de 30 schaaleenheden rondom 0 blijven.
1
2
2
1
2
in de
05900114_33451