Dräger Pulsar 7000 Serie Notice D'utilisation page 215

4 Gebruik
4.1 Algemene aanwijzingen
Rekening houden met de volgende punten bij het kiezen van een installatielocatie:
Het gaswaarschuwingssysteem uitsluitend installeren op locaties waarop geen elektrostatische ontlading van snelstromende

stoffen kan optreden.
Dräger adviseert het gebruik van de meegeleverde beschermkap om storende beïnvloeding door omgevingslicht te

voorkomen.
Stralingswarmte kan een temperatuurverhoging veroorzaken tot boven de aangegeven grenswaarden. Dräger adviseert om

de meegeleverde weerbescherming of de meegeleverde afdekking te gebruiken om zonnestralen op het apparaat te
verhinderen.
Het gaswaarschuwingssysteem zo monteren dat het toegankelijk is voor de benodigde onderhoudsmaatregelen.

Zorg ervoor dat de buigradius van de instrumentenkabel behouden blijft. De buigradius moet tijdens de installatie minstens 8

keer zo groot zijn als de kabeldiameter. Na de installatie moet de buigradius minstens 6 keer de kabeldiameter bedragen.
Het meettraject tussen transmitter en ontvanger en de directe omgeving moeten worden vrijgehouden van hindernissen.

Dräger adviseert een vrij meettraject met een diameter van minimaal 25 cm.
Voor een storingsvrije meting en zo lang mogelijke onderhoudsintervallen moeten transmitter en ontvanger op een stabiele,

trilling arme constructie worden gemonteerd. De constructie mag niet vervormen of getuigen.
Apparatuur en onderdelen die in een explosiegevaarlijke omgeving worden gebruikt en zijn getest en goedgekeurd volgens

nationale of internationale richtlijnen betreffende het gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving, mogen alleen in werking
gesteld worden, wanneer voldaan is aan de wettelijke voorschriften.
4.2 Voorbereidingen voor gebruik
Het gaswaarschuwingssysteem op de hieronder beschreven wijze monteren, installeren en in gebruik nemen:
1. Gaswaarschuwingssysteem monteren (zie hoofdstuk 4.2.1 op pagina 216 of hoofdstuk 4.2.2 op pagina 217 of
hoofdstuk 4.2.3 op pagina 218).
2. Gaswaarschuwingssysteem bedraden (zie hoofdstuk 4.2.4 op pagina 218).
3. Eventueel signaaldempingsplaten monteren (zie hoofdstuk 4.2.5 op pagina 221).
4. Gaswaarschuwingssysteem in gebruik nemen (zie hoofdstuk 4.2.6 op pagina 222).
5. Eventueel toepassingsspecifieke configuratie-instellingen aanpassen (zie hoofdstuk 4.2.7 op pagina 227).
Zorg er bij het monteren en installeren van de apparaten voor dat de buigradius van de instrumentenkabel wordt
aangehouden. (r = 8 * diameter van de instrumentenkabel tijdens installatie, r = 6 * diameter van de instrumentenkabel
tijdens gebruik)
De gesloten zijde van het klemmenblok moet naar boven wijzen.
Gebruik nl
06233451.eps
215