6 KALIBRATIE & CORRECTIEFACTOR
6.4.1 KALIBRATIE VOORBEREIDEN
1 Doe de borstriem om of bevestig de HipClip.
2 Ga naar een opgemeten parcours dat minstens 800 meter lang is.
Tip: De binnenbaan van een stadion is 400 meter.
3 Kies in de instelmodus „Kalibratie"
4 Druk op de toets SET. De Running Computer herkent of u de HipClip
of de borstriem draagt. De functie „Hardlopen" wordt getoond.
Tip: Als u de RC 1209 voor „Wandelen" wilt kalibreren, kiest
u met de toets SPEED (+) de functie „Wandelen".
5 Druk op de toets SET. De Running Computer laat in het display
zien wat u moet doen.
6.4.2 KALIBRATIEPROCES UITVOEREN
1 Start altijd 20 meter voor de startstreep van de uitgemeten
afstand (vliegende start).
2 Zodra u over de startstreep heen bent, drukt u op de toets
START/STOP. De meting begint.
3 Nadat u de gemeten afstand gelopen hebt, drukt u opnieuw op de
toets START/STOP.
4 Corrigeer nu de getoonde waarde met de toets HARTSLAG (-)
of SPEED (+), tot de daadwerkelijk gelopen afstand.
5 Druk op de toets SET. De langzame kalibratieloop is opgeslagen.
6 In het display ziet u nu de instructie „ren (loop) snel/druk start"
afwisselend. Voer stap 1 - 5 opnieuw uit om de snelle loop te
kalibreren.
Opmerking: Nadat u de eerste kalibratie uitgevoerd heeft, verandert het
kalibratiemenu. Als u het opnieuw oproept, heeft u aan het begin de
mogelijkheid uit de navolgende opties te kiezen: ON, OFF en NIEUW.
Kiest u ON, dan loopt u in de trainingsmodus met gekalibreerde
waarden. Kiest u OFF, dan loopt u met een ongekalibreerde RC 1209.
Kiest u NIEUW, dan kalibreert u de RC 1209 opnieuw.
194
www.sigmasport.com