4) Eindtest
Nadat u een en ander gecontroleerd en afgesteld hebt, kunt u tot de eindtest van de installatie overgaan.
De eindtest van de automatisering moet door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden, dat ook bepa-
!
len moet welke tests in functie van de bestaande gevaren noodzakelijk zijn.
De eindtest is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering. Elk afzonderlijk onderdeel, bijvoorbeeld de reductiemotor, noodstop,
fotocellen en andere veiligheidsinrichtingen kunnen een specifieke eindtestfase vragen; het is daarom raadzaam de procedures uit de des-
betreffende handleidingen zorgvuldig uit te voeren.
Voor de eindtest van de besturingseenheid dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren:
1.
Selectie functies:
• Zet de dipschakelaar 1 op ON ("Semi-automatische" modus)
• Als de aansluitingen van afb.4a tot stand gebracht zijn, dient u om de functie "Fototest" uit te laten voeren
(als er een kaart PIU aanwezig is), de dipschakelaar 10 (Functie "Fototest") op ON te zetten.
• Zet alle andere dipschakelaars op OFF
2.
Druk op de instructietoets "Open" of "Stap-voor-Stap" en controleer of:
• het knipperlicht gaat knipperen
• er een openingsmanoeuvre van start gaat
• de poort stopt wanneer hij de eindschakelaar open FCA bereikt.
3.
Druk op de instructietoets "Sluit" of "Stap-voor-Stap" en controleer of:
• het knipperlicht gaat knipperen
• er een sluitmanoeuvre van start gaat
• de poort stopt wanneer hij de eindschakelaar dicht FCC bereikt.
4.
Laat een openingsmanoeuvre van start gaan en controleer dat er tijdens deze manoeuvre een inrichting in werking treedt die:
• aangesloten op de ingang "Stop'", de manoeuvre onmiddellijk onderbreekt en een korte omkering van de beweging veroorzaakt
• aangesloten op de ingang "Foto", geen enkel gevolg heeft
• aangesloten op de ingang "Foto2", ervoor zorgt dat de manoeuvre onderbroken wordt en in tegengestelde richting hervat wordt
(als er een kaart PIU aanwezig is)
5.
Laat een sluitmanoeuvre van start gaan en controleer dat er tijdens deze manoeuvre een inrichting in werking treedt die:
• Aangesloten op de ingang "Stop", de manoeuvre onmiddellijk onderbreekt en een korte omkering van de beweging veroorzaakt
• aangesloten op de ingang "Foto", ervoor zorgt dat de manoeuvre onderbroken wordt en in tegengestelde richting hervat wordt
• aangesloten op de ingang "Foto2", geen enkel gevolg heeft (als er een kaart PIU aanwezig is)
6.
Controleer op de aangesloten ingangen of de activering van de ingang een stap in onderstaande reeks ten gevolge heeft:
• Ingang "Stap-voor-stap":
• Ingang "Open":
• Ingang "Sluit":
• Ingang "Gedeeltelijk Open":
7
Controleer als de functie fototest gebruikt wordt, of deze test goed werkt (als de kaart PIU aanwezig is):
• Onderbreek de fotocel "Foto", laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd
• Onderbreek de fotocel "Foto2", laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd
• Breng het contact van de fotocel "Foto" in kortsluiting, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre
niet wordt uitgevoerd
• Breng het contact van de fotocel "Foto2" in kortsluiting, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die
manoeuvre niet wordt uitgevoerd.
8.
Voer de tests uit om de stootkrachten te meten zoals die in de norm EN 12445 voorzien zijn.
Als er na uitvoering van de eindtest andere functies worden geactiveerd die de veiligheid van de installatie kunnen doen afnemen, dient er
een voor die functies specifieke eindtest uitgevoerd te worden.
82
Reeks
= "Open" - "Stop" - "Sluit" - "Stop"
Reeks
= "Open" - "Stop" - "Open" - "Stop"
Reeks
= "Sluit" - "Stop" - "Sluit" - "Stop"
Reeks
= "Gedeeltelijk open" - "Stop" - "Sluit" - "Stop" (indien kaart PIU aanwezig is).