3. INSTALLATIE
Voordat u de tralift™ installeert, moet u de onderstaande
punten controleren:
1. Controleer of de takel in een goede staat van
onderhoud verkeert.
2. Controleer of de te hijsen last kleiner of gelijk is aan
de MGL* van het toestel.
3. Controleer de goede staat van de haken (merkt. 2,
afb. 1) en van de veiligheid spallen (merkt. 6, afb. 1).
4. Controleer of het uiteinde van de hijsketting aan de
slappe kant bevestigd is op de lage eindaanslag van
het toestel (merkt. 4, afb. 1).
5. Controleer of de markering conform § 9 is.
6. Controleer of de moffel geen schade vertoont en of
het kruisstuk vrij draait.
7. Als de takel een hijsketting met meerdere draden
NL
gebruikt, controleer of de draden niet met elkaar
verwikkeld of gedraaid zijn.
8. Controleer of de hijsketting niet verdraaid is of
beschadigd is.
9. Controleer of de bedrijfketting goed ge plaatst is en
niet met de hijsketting ver draaid is.
10. Controleer of de weerstand van het verankerpunt
van de takel groter is dan of gelijk is aan de te hijsen
last.
Installeer de tralift™-takel, na de vooraf gaande
controles uitgevoerd te hebben en hun conformiteit te
bevestigen, op een veranker punt en voer de volgende
handelingen uit:
1. Controleer of de tralift™-takel correct op de
ophanghaak opgehangen is (tek. 5, afb. 1) en of
de veiligheidspal van de haak (tek. 6, afb. 1) goed
gesloten is (zie afb. 2 en 3).
2. Controleer of de hijsketting geen torsies ondergaan
heeft bij het plaatsen ervan, met name voor de
versies met 2 draden (zie afb.4).
3. Controleer, zonder last, de functies "Stijgen" en
"Dalen" (zie § 4.3).
4. Controleer bij gebruik van de takel met een
duwloopkat - zonder last - of de loopkat vrij heen
en weer kan bewegen. Controleer, bij gebruik van
een handmechanische loopkat - zonder last - de
bewegingsrichting door aan de handketting van de
loopkat te trekken. De verplaatsing moet op een strikt
horizontaal vlak uitgevoerd worden.
Plaats de last nadat deze controles uitgevoerd werden
en de conformiteit bevestigd is, en zorg ervoor:
20
1. dat het verankeraccessoire van de last de haak
volledig draagt en de sluiting van de veiligheidspal
niet hindert (zie afb. 2 en 3).
2. de vrije uitlijning van de last van het toestel en van
het verankerpunt van het toestel.
4. WERKING
4.1. Bedrijfsprincipe
De tralift™ takel wordt ingeschakeld middels de
bedrijfketting, getrokken door de operator, om de last te
doen stijgen of te doen dalen.
4.2. Plaatsen van de hijshaak op het
verankerpunt van de last
Als het plaatsen van de hijshaak de aanpassing van
de lengte van de ketting vereist dan gaat men op de
volgende manier te werk:
1. Zorg ervoor dat de ketting onbelast is.
2. Bevestig de hijshaak op de last.
3. Zet de ketting lichtjes onder spanning door aan de
rechter kabel van de bedrijfketting te trekken.
4.3. Bedienen
De operator plaatst zich aan de kant van de bediening
en men doet de last als volgt stijgen of dalen:
4.3.1. Om de last te doen stijgen, trek aan de
rechter kabel van de bedrijfketting
4.3.2. Om de last te doen dalen, trek aan de
linker kabel van de bedrijfketting
Het is afgeraden deze ketting aan een hoge snelheid te
doen werken wegens de schokken die dit zou kunnen
veroorzaken bij het stijgen of dalen van de last. Men
dient op regelmatige manier aan de bedrijfketting te
trekken om het schommelen van de last te voorkomen.
4.4. Belangrijke aanvullende instructies
Controleer, wanneer de tralift™-takel buiten bedrijf
gesteld wordt, of een eventuele last veilig en stevig op
de grond staat en of de hijsketting slap genoeg hangt
om de onderste haak los te kunnen maken van de last.