Storch SL 1600 HD Mode D'emploi page 67

Het display toont CODE 06
Het statuslampje op de
stuurkaart knippert achte-
reenvolgens zes keer
Het display toont CODE 08
Het statuslampje op de
stuurkaart knippert achte-
reenvolgens acht keer
Het display toont CODE 10
Het statuslampje op de
stuurkaart knippert achte-
reenvolgens tien keer
6. Doorgangsmeting: op de grote motorstekker met 4 kabels
testen: tussen pen 4 (aardingsdraad) en de drie resterende kabels
mag geen doorgaan bestaan. Als de test mislukt, de motor vervan-
gen.
7. Thermostaat controleren: de thermische draden (geel) van de
stekker losmaken. Multimeter op ohm instellen: de weerstand moet
3,9 kOhm weergeven.
TIP: de motor moet voor de test afkoelen.
Het spuitapparaat
laten afkoelen. 6. De stekker van de oververhittingsbescherming (gele draden) op
Wanneer het de stuurkaart controleren.
spuitapparaat
7. De steker van de oververhittingsbescherming van de bus van de
daarna loopt,
stuurkaart losmaken. Let op dat de contacten schoon en onbe-
moet de oorzaak
schadigd zijn. De weerstand van de oververhittingsbescherming
van de overver-
meten. Als de meetwaarde niet aan de norm voldoet, de motor
hitting worden
vervangen.
verholpen. Het
Thermostaat controleren: de thermische draden (geel) van de
spuitapparaat op
stekker losmaken. Multimeter op ohm instellen: de weerstand
een koelere, goed
moet 3,9 kOhm weergeven.
geventileerde
plaats plaatsen.
Erop letten dat de
motorluchtinlaat
niet geblokkeerd
wordt. Als het
spuitapparaat nog
steeds niet start,
stap 1 volgen.
8. De steker van de oververhittingsbescherming weer met de bus
van de stuurkaart verbinden. Netkabel weer verbinden, spuit-
apparaat op ON zetten en drukregelknop een halve draai recht-
som zetten. Stuurkaart vervangen, wanneer het spuitapparaat
niet start.
De stroomvoor- 1. Het spuitapparaat op OFF zetten en de netkabel van het
ziening van het apparaat lostrekken.
spuitapparaat
2. Andere apparaten die op dezelfde stroomkring zijn aangesloten,
controleren (de
verwijderen.
ingangsspanning
3. Een correct werkende stroomvoorziening opzoeken, om schade
voor het gebruik
aan de elektronica te vermijden.
van het spuitap-
paraat is te laag).
Stuurkaart op 1. Erop letten dat de motorluchtinlaat niet geblokkeerd wordt.
oververhitting
2. Controleren of de motorventilator niet beschadigd is.
controleren.
3. Erop letten dat de stuurkaart correct op de achterplaat is aan-
gesloten en dat op de elektrische componenten warmtegelei-
dingspasta is aangebracht.
4. Besturing vervangen.
5. Motor vervangen.
67 Vertaling van de originele handleiding