CONTROLES VÓÓR BEDRIJF
De motorolie controleren (fig. 13)
Controleer vóór elk gebruik het oliepeil; daarbij moet de
motor uit staan en de generator op een stabiel en vlak
oppervlak staan.
Gebruik olie voor viertaktmotoren die voldoet aan (of beter
is dan) API-klasse SJ of hoger (of equivalent). Controleer
altijd het API-etiket op de olieverpakking en vergewis u
ervan dat de klasse SJ of hoger (of equivalent) wordt
vermeld.
1. Verwijder de dop/peilstok van de olievulopening en
veeg de peilstok schoon.
2. Steek de peilstok in de vulhals en controleer het
oliepeil. Schroef de dop van de vulopening niet vast.
3. Als de olie laag staat, vult u die bij tot aan de
bovengrens van de vulhals. Gebruik alleen de
aanbevolen soort olie.
De brandstof controleren (fig. 14)
Controleer de brandstofmeter bij gestopte motor. Vul de
brandstoftank bij als er weinig brandstof is.
WAARSCHUWING:
Benzine is uiterst ontvlambaar en explosief.
De omgang met brandstof kan leiden tot
brandwonden of zwaar persoonlijk letsel.
• Stop de motor en houd hitte, vonken en vuur op
een afstand.
• Vul de brandstof alleen buiten bij.
• Veeg gemorste vloeistof onmiddellijk weg.
Voer het bijvullen uit in een goed geventileerde ruimte en
bij gestopte motor. Laat de motor eerst afkoelen als hij
draaide. Wees voorzichtig bij het bijvullen en mors geen
brandstof. Vul niet zoveel bij dat de markering voor het
maximale niveau wordt overschreden.
Vul de motor nooit bij in een gebouw waar
benzinewalmen in contact kunnen komen met vuur of
vonken. Houd benzine uit de buurt van apparaten met
controlelampjes, barbecues, elektrische apparaten,
machinegereedschap, e.d.
Gemorste brandstof kan brand en milieuverontreiniging
veroorzaken. Veeg gemorste vloeistof onmiddellijk weg.
OPMERKING:
Let op dat er geen brandstof wordt gemorst bij het tanken
omdat de brandstof de verf en het plastic kan aantasten.
Schade die is veroorzaakt door gemorste brandstof wordt
niet gedekt door de garantie.
Plaats na het tanken de tankdop stevig terug.
Aanbevolen brandstoffen
De motor is goedgekeurd voor bedrijf met gewone
loodvrije benzine met een octaangehalte van 86 of hoger.
Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie-
benzinemengsel. Zorg dat er geen vuil of water in de
brandstoftank terechtkomt.
Gewone loodvrije benzine met minder dan 10
volumeprocent ethanol (E10) of 5 volumeprocent
methanol kan worden gebruikt. Bovendien moet de
methanol bijkomende oplosmiddelen en corrosieremmers
bevatten.
Als de brandstof meer ethanol of methanol bevat dan de
bovenvermelde waarde, kunnen er start- en
prestatieproblemen optreden. De metalen, rubberen en
plastic onderdelen van het brandstofsysteem kunnen ook
beschadigd worden.
Motorschade of prestatieproblemen als gevolg van het
gebruik van brandstof met een hoger ethanol- of
methanolgehalte dan hierboven is aangegeven, worden
niet gedekt door de garantie.
DE MOTOR STARTEN EN
STOPPEN
De motor starten
Veiligheidshalve mag de generator niet worden gebruikt in
een gesloten ruimte zoals in een garage. De
uitlaatgassen van de generator bevatten koolmonoxide,
een giftig gas dat in een gesloten ruimte snel een
gevaarlijke concentratie aanneemt en bewusteloosheid
en overlijden kan veroorzaken.
WAARSCHUWING:
De uitlaatgassen van de generator bevatten
koolmonoxide, een giftig gas dat in een gesloten
ruimte een gevaarlijke concentratie kan bereiken.
Inademen van koolmonoxide kan iemand
bewusteloos maken en dodelijk zijn.
Laat de generator nooit draaien in een gesloten of
gedeeltelijk gesloten omgeving waarin mogelijk
mensen aanwezig zijn.
Om brand te voorkomen moet de generator tijdens
gebruik ten minste 1 meter verwijderd blijven van
gebouwen en andere structuren. Houd ontvlambare
voorwerpen uit de buurt van de generator.
OPMERKING:
Gebruik de generator niet op een afstand van minder dan
1 meter van een gebouw of ander voorwerp. Daardoor
kan de generator oververhit en/of beschadigd raken. Om
voldoende koeling te garanderen, moet ten minste 1
meter ruimte vrij blijven boven en rondom de generator.
Raadpleeg het gedeelte "GEBRUIK MET
WISSELSTROOM" en "GEBRUIK MET
GELIJKSTROOM" in deze handleiding voor informatie
over het aansluiten van de generator.
1. Voer de CONTROLES VÓÓR BEDRIJF uit.
2. Controleer of de wisselstroomonderbreker in de
positie "O (UIT)" staat. De generator kan wellicht
moeilijk gestart worden als een belasting is
aangesloten.
3. Draai de brandstofkraan in de positie "I (AAN)".
4. Zet de motorschakelaar in de positie "I (AAN)".
5. Trek de startgreep eerst langzaam naar buiten tot u
weerstand voelt, en trek hem dan snel aan.
OPMERKING:
Laat de startgreep voorzichtig in zijn uitgangspositie
terugkomen om schade aan de startmotor te voorkomen.
Laat hem niet losschieten.
Met de elektrische startmotor:
1. Sluit de accukabels aan op de generator.
2. Draai de motorschakelaar in de positie "S (START)"
en houd hem daar 5 seconden vast of totdat de motor
start.
79