storingen
wat moet ik doen als...
Wanneer het toestel niet goed werkt, betekent dit niet altijd dat het defect is. Probeer
het euvel eerst zelf te verhelpen. Bel de servicedienst wanneer onderstaande adviezen
niet helpen.
storing
oorzaak
Het toestel werkt niet en de
Geen elektriciteit.
lampjes branden niet.
De kookplaat werkt niet.
Het toestel is verkeerd
F9 of FA verschijnt in het
aangesloten of de
display of het toestel begint
netspanning is onjuist.
meteen te piepen wanneer
het wordt aangesloten.
De kookplaat werkt niet.
Twee toetsen tegelijk
F99 verschijnt in het display.
bediend, de glasplaat is
vervuild of er ligt een
voorwerp op de bediening.
De ventilator schakelt
Het toestel controleert
spontaan in.
zichzelf nadat de spanning is
weggevallen.
De melding F7 of F8
Oververhitting van de
verschijnt.
elektronica in de kookplaat.
Na het inschakelen van de
Ongeschikte pannen of geen
zone blijven de zone displays
pan op de kookzone.
knipperen.
Het toestel is niet in te
Toestel staat op slot.
schakelen.
Het aan de kook brengen
Te kleine pan gebruikt.
duurt langer dan verwacht.
Foutcode F00 in het display.
Een toets is defect, vuil of er
ligt een voorwerp op.
Foutcodes F01 - F11 in het
Toets te lang bediend of te
display.
veel vocht in het toestel.
NL 26
oplossing
Elektrische installatie
controleren (hoofd-
zekering(en), aansluiting).
Laat de installateur de
installatie controleren.
Bedieningsfout of glasplaat
reinigen.
De ventilator schakelt vanzelf
uit.
Laat het toestel afkoelen.
Druk op een willekeurige
toets en de melding ver-
dwijnt. Opnieuw beginnen op
een lagere stand.
Geschikte pan gebruiken (zie
pag. 9).
Druk de toets met het
sleutelsymbool enkele
seconden onafgebroken in.
Gebruik een pan die ongeveer
gelijk is aan de diameter van
de kookzone.
Maak het toestel schoon of
laat het repareren. Leg geen
voorwerpen op het
bedieningspaneel.
Maak het toestel schoon of
laat het repareren. Leg geen
voorwerpen op het
bedieningspaneel.
Alleen een erkend elektrotechnisch installateur mag dit
toestel aansluiten!
De installatie dient te geschieden volgens de geldende
nationale en lokale voorschriften. Schade ontstaan door
verkeerd aansluiten of verkeerd inbouwen valt niet onder de
garantie.
veiligheidsvoorschriften
Voor een goede werking van het toestel is het volgende van
belang:
• Dat er voldoende ventilatie aanwezig is voor het koelen van
de kookplaat; een en ander volgens de in dit hoofdstuk
gespecificeerde mogelijkheden.
• De ventilatielucht die de kookplaat aanzuigt mag niet
warmer zijn dan 35 °C. Houd hier rekening mee als u een
oven onder de kookplaat inbouwt.
• Dat de aansluitkabel vrij hangt en niet door een lade
aangestoten wordt.
• Het aanrechtblad moet minimaal 2,8 cm en mag maximaal
5 cm dik zijn.
• Dat het aanrechtblad vlak is.
• Als de kookplaat dichter dan 40 mm bij een achter- of
zijwand wordt geïnstalleerd moet deze wand van
hittebestendig materiaal zijn.
installatie
algemeen
NL 27