B. Druk de toetsen „6" —- „1" —- „#"
Uitgang 2: wordt vergrendeld
(9) Programmering van de functies
A. Gebruikercode (ingangsmodus)
I) Druk de toetsen „7" —- „0" —- „0" —- „#"
Manuele ingangsmodus —- toets „Hekje" „#" drukken —- ingevoerde
gebruikercode wordt bevestigd = code-invoer moet altijd met bevestiging door de
toets „#" worden afgesloten!
II) Druk de toetsen „7" —- „0" —- „1" —- „#"
Automatische ingangsmodus —- de gebruikercode moet precies zo lang zijn als
de programmeercode!
De toets "Hekje" "#" moet in dit geval niet ter bevestiging van de ingevoerde
gebruikercode worden gedrukt.
B. Uitgangsrelais – signaaltoon bij relaisactivering
I) Druk de toetsen „7" —- „1" —- „0" —- „#"
II) Druk de toetsen „7" —- „1" —- „1" —- „#"
C. Toetsentoon
Druk de toetsen „7" —- „2" —- „0" —- „#"
De toetsentoon is onderdrukt en zodoende tijdens de bediening uitgeschakeld.
Druk de toetsen „7" —- „2" —- „1" —- „#"
De toetsentoon is geactiveerd en zodoende tijdens de bediening hoorbaar.
88
Fabrieksinstelling = kortstondige modus: 3 seconden!
Fabrieksinstelling = manuele code-invoer
Fabrieksinstelling = weergave is gedeactiveerd!
Fabrieksinstelling = de toetsentoon is geactiveerd!
Signaaltoon is gedeactiveerd
De zoemer klinkt 1 seconde
lang. Uitgangsrelais is geacti-
veerd.