Druk op de „Ster"-toets „ " op het toetsenveld (6)! Geef nu de fabriekscode 1234 in
en bevestig de invoer met de toets „Hekje" „#"! Daarna branden de gele (4) en de
groene (5) LED - u bevindt zich nu in de programmeermodus.
Druk vervolgens de toets „0" op het toetsenveld (6) en voer nu de nieuwe program-
meercode (mastercode) in (min. 4 cijfers - max. 8 cijfers)! Bevestig de programme-
ring van de code daarna met de toets „Hekje" „#" op het toetsenveld (6)!
Invoer: „ " —- „1" —- „2" —- „3" —- „4" —- „#" —-
„Master-code" —- „#"
(2) Opslaan van ID-kaarten en gebruikercodes (uitgang 1)
Let op, de navolgende hoofdstukken hebben alleen betrekking op het opslaan van
"ID-kaarten"
Voor het opslaan van ID-kaarten of gebruikerscodes, moet u eerst een viercijferig
gebruikersnummer voor de ID-kaarten of gebruikerscodes (wachtwoord) vastleggen.
Succesvolle bediening: Gele LED (4) knippert 2 x en de zoemer klinkt eveneens 2 x.
A. Opslaan van ID-kaarten
Druk op het toetsenveld (6) de toets "1" en voer een willekeurige gebruikersnummer,
bestaande uit 4 cijfers in! Lees daarna de gebruiker-ID-card in en druk ter bevesti-
ging de toets „Hekje" „#" op het toetsenveld (6)!
Invoer: „1" —- „4-cijferig gebruikersnummer" —- „ID-kaart" —- „#"
en
"Gebruikercodes"
Wilt u meerdere ID-kaarten opslaan, dan is het niet nodig de toets
„Hekje" „#" na elke afzonderlijke kaart te drukken. Sla de afzonderlijke
kaarten zoals hierboven beschreven op en bedien de toets „Hekje" „#"
pas na de laatste kaart - hierdoor worden alle voorgaande kaarten
eveneens opgeslagen.
Deze mastercode dient u om veiligheidsredenen niet
aan derden verder te geven, omdat deze het program-
meren en wissen van ID-kaarten en de gebruikercodes
mogelijk maakt.
voor
de
"Uitgang
„0" —-
1"
(Output
1)!
85