6. GEBRUIK (vervolg)
6.3 Werkingsgebied
Gebruik de warmtepomp in het volgende temperatuur- en vochtigheidsbereik
om de correcte en efficiënte werking te garanderen.
Buitentemperatuur
Watertemperatuur
Relatieve vochtigheid
Afstelbereik van de gewenste waarde
Als de temperatuur of de vochtigheid niet aan deze voorwaarden voldoet,
kunnen de beveiligingssystemen in werking treden en kan de warmtepomp
niet langer functioneren.
Bij een temperatuur lager dan 10°C stopt de warmtepomp met werken. De
uiterste bedrijfstemperatuur werd bereikt. De melding "tP" verschijnt op het
bedieningspaneel.
16
Verwarmingsmodus
+10°C – +40°C
+15°C – +40°C
< 80%
+15°C – +40°C