De beschikbare laadstroom wordt vastgelegd door:
De nominale stroom van de laadkabel.
➡
'4.3 Technische gegevens'
De maximaal toegelaten duurlaadstroom van uw
wandcontactdoos.
WAARSCHUWING!
Gevaar door verkeerd gebruik!
)
Stel de laadstroom op de Incable module nooit hoger
in dan de maximaal toegelaten continu stroom van de
wandcontactdoos!
Er bestaat gevaar voor oververhitting van de wand-
contactdoos.
In dit geval vermindert de Incable module de laadstroom
tot 6A, om de wandcontactdoos te beschermen tegen
oververhitting.
)
Stel de laadstroom in via de 'Up Down' toetsen op de
module.
Na twee seconden wordt de ingestelde waarde automatisch
opgeslagen. Dit proces wordt aangegeven door twee keer
knipperen van de laadstroomindicatie.
44
)
Verbind de laadkoppeling met de aansluiting van het
elektrisch voertuig.
De communicatie met het voertuig via het CP-contact
begint. Via een PWM-signaal wordt de bovengrens van de
laadstroom aan het voertuig overgedragen. Tegelijkertijd
wordt de aardverbinding gecontroleerd.
Bij een ontbrekende beschermgeleider of een verkeerde
installatie licht het autosymbool rood op.
Het voertuig voert automatisch de volgende stappen uit:
Het voertuig vergrendelt de laadkoppeling.
Het voertuig meldt het laadsysteem, dat het klaar is om
te worden geladen. De LED met het autosymbool licht
groen op.
De lading begint.
De laadduur van het voertuig hangt af van de laad-
stroom en de accucapaciteit.