Nederlands
ca. 5 m resp. 0,5 bar zijn om ervoor te zorgen dat
de drukregelaar goed werkt. De druk achter de
drukregelaar (achterdruk) is het uitgangspunt
voor de bepaling van de totale opvoerhoogte van
de DEA. Bij de installatie van een drukregelaar
moet aan de voordrukzijde een inbouwruimte van
ca. 600 mm aanwezig zijn.
7.3 Elektrische aansluiting
GEVAAR! Levensgevaar!
De elektrische aansluiting moet conform de
geldende, plaatselijke voorschriften (VDE-
voorschriften) worden uitgevoerd door een
elektrotechnicus die erkend is door het plaatse-
lijke energiebedrijf.
De DEA kan uitgerust zijn met verschillende typen
regelsystemen. Voor de elektrische aansluiting
dienen de bijbehorende inbouw- en bedienings-
voorschriften en de meegeleverde elektrische
schakelschema's in acht genomen te worden.
Hieronder worden de algemene punten vermeld
waar u rekening mee moet houden:
• Stroomtype en spanning van de netaansluiting
moeten overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje en het schakelschema van het regel-
systeem.
• De elektrische aansluitleiding dient in overeen-
stemming met het totale vermogen van de DEA
voldoende gedimensioneerd te zijn (zie typepla-
atje en specificatieblad).
• De externe beveiliging dient conform DIN 57100/
VDE0100, deel 430 en deel 523, uitgevoerd te
worden (zie specificatieblad en schakelschema's).
• Als veiligheidsmaatregel dient de DEA volgens de
voorschriften (d.w.z. conform de plaatselijke
voorschriften en omstandigheden) geaard te wor-
den. De daarvoor bestemde aansluitingen zijn
dienovereenkomstig gemarkeerd (zie ook scha-
kelschema).
GEVAAR! Levensgevaar!
Als veiligheidsmaatregel tegen gevaarlijke
aanrakingsspanningen dient:
• Bij DEA's zonder frequentie-omvormer
(CO-...) een lekstroom-veiligheidsschakelaar
(FI-schakelaar) met een afschakelstroom van
30 mA resp.
• Bij DEA's met frequentie-omvormer (COR-...)
een voor alle stroomtypen geschikte
lekstroom-veiligheidsschakelaar met een
afschakelstroom van 300 mA geïnstalleerd te
worden.
• De beschermingsklasse van de installatie en de
afzonderlijke componenten vindt u op de typepla-
atjes en/of de specificatiebladen.
• Verdere maatregelen, instellingen, etc. vindt u in
de inbouw- en bedieningsvoorschriften en het
schakelschema van het regelsysteem.
72
8 Inbedrijfname/buiten bedrijf stellen
Wij adviseren de eerste inbedrijfname van de
installatie door de WILO-servicedienst te laten
uitvoeren. Neem hiervoor contact op met de dea-
ler, de dichtstbijzijnde WILO-vestiging of direct
met onze centrale servicedienst.
8.1 Algemene voorbereidingen en controle-
maatregelen
Vóór de eerste inschakeling:
• Controleren of de bij de klant gelegde bekabeling
en met name de aarding goed uitgevoerd zijn.
• Controleren of de leidingverbindingen spannings-
vrij zijn.
• Installatie vullen en door middel van een visuele
controle kijken of deze geen lekkage heeft.
• Afsluitarmaturen aan de pompen en in de zuig- en
persleiding openen.
• Ontluchtingsschroeven van de pompen openen
en pompen langzaam met water vullen, zodat de
lucht helemaal kan ontsnappen.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Pomp niet laten drooglopen. Droogloop bescha-
digt de mechanische afdichting (MVI(E),
Helix V(E)) of leidt tot overbelasting van de
motor (MVIS(E)).
• Tijdens het zuigbedrijf (d.w.z. negatief niveauver-
schil tussen breektank en pompen) dienen de
pomp en de aanzuigleiding via de opening van de
ontluchtingsschroef gevuld te worden (eventueel
een trechter gebruiken).
• Controleren of het membraandrukvat op de juiste
voorpersdruk is ingesteld (zie afbeelding 2b).
Hiervoor de tank aan de waterzijde drukloos
maken (doorstroomarmatuur sluiten (A, afbeel-
ding 2b) en het resterende water via de afvoer
voor het leegmaken laten wegvloeien (B, afbeel-
ding 2b)). Nu de gasdruk op het luchtventiel
(boven, beschermkap verwijderen) van het mem-
braandrukvat door middel van een luchtdrukmeter
controleren (C, afbeelding 2b). Indien de druk te
laag is (P
= pompinschakeldruk p
N2
0,5 bar resp. waarde conform de tabel aan de tank
(zie ook afbeelding 3)), de druk corrigeren door
stikstof bij te vullen (WILO-servicedienst). Bij een
te hoge druk stikstof laten ontsnappen via het
ventiel tot de vereiste waarde bereikt is. Vervol-
gens de beschermkap weer aanbrengen, ontluch-
tingsventiel aan de doorstroomarmatuur sluiten
en doorstroomarmatuur openen.
• Als de installatiedruk > PN16, dienen de vulvoor-
schriften voor het membraandrukvat van de fabri-
kant conform de inbouw- en bedieningsvoor-
schriften in acht genomen te worden.
• Bij indirecte aansluiting controleren of het water-
peil in de toevoertank voldoende is of bij directe
aansluiting controleren of de toevoerdruk vol-
doende is (min. toevoerdruk 1 bar).
• Correcte inbouw van de juiste droogloopbeveili-
ging (paragraaf 7.2.4).
min 0,2-
min
WILO SE 05/2019