de toevoer- of de perszijde bevindt zich een
terugslagklep (7). Op de persverzamelleiding is
een afsluitbare module met druksensor en
manometer (8) alsmede een membraandrukvat
van 8 liter (9) met afsluitbare doorstromings-
armatuur (voor de doorstroming conform
DIN 4807-deel 5) gemonteerd. Op de toevoerver-
zamelleiding kan als optie een module voor de
droogloopbeveiliging (WMS) (11) gemonteerd
zijn of achteraf gemonteerd worden.
Het regelsysteem (2) is bij kleine tot middelgrote
installaties door middel van een standcon-
sole (10) op het basisframe gemonteerd en
bedrijfsklaar aangesloten op de elektrische com-
ponenten van de installatie. Deze inbouw- en
bedieningsvoorschriften geven slechts een alge-
mene beschrijving van de totale installatie.
Hogedrukpompen (1):
Afhankelijk van de toepassing en de vereiste ver-
mogensparameters worden er verschillende soor-
ten meertraps hogedrukpompen in de DEA
ingebouwd. Het aantal van deze pompen varieert
van twee tot vier (pompen met geïntegreerde fre-
quentie-omvormer) resp. van twee tot zes (pom-
pen zonder geïntegreerde frequentie-omvormer).
De meegeleverde inbouw- en bedieningsvoor-
schriften geven informatie over de pompen.
Regelsysteem (2):
Voor de aansturing en de regeling van de DEA
kunnen er diverse schakel- en regeltoestellen
ingebouwd en geleverd worden, die in bouwwijze
en comfortniveau van elkaar verschillen. De mee-
geleverde inbouw- en bedieningsvoorschriften
geven informatie over het regelsysteem dat in
deze DEA is ingebouwd.
Montageset druksensor/membraandrukvat
(afbeelding 2a):
• Membraandrukvat (8)
• Manometer (9)
• Druksensor (12)
• Elektrische aansluiting, druksensor (13)
• Leegmaken/ontluchting (14)
• Afsluitkraan (15)
6.3 Werking van de drukverhogingsinstallatie (DEA)
Wilo-drukverhogingsinstallatiess zijn standaard
met normaalzuigende, meertraps hogedrukpomp
uitgerust. Deze worden via de toevoerverzamel-
leiding van water voorzien. Bij het gebruik van
zelfaanzuigende pompen of in het algemeen tij-
dens zuigbedrijf uit lager gelegen tanks dient voor
elke pomp een aparte, vacuüm- en drukvaste
aanzuigleiding met voetventiel geïnstalleerd te
worden. Deze aanzuigleiding dient continu stij-
gend van de tank naar de installatie te lopen. De
pompen verhogen de druk en transporteren het
water via de persverzamelleiding naar de verbrui-
ker. Hiervoor worden zij in-/uitgeschakeld en
geregeld op basis van het drukniveau. De druk-
sensor meet continu de actuele drukwaarde en zet
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-DEA
deze om in een stroomsignaal dat naar het
gemonteerde regelsysteem gestuurd wordt.
Afhankelijk van de behoefte en het regelingstype
worden de pompen door het regelsysteem in-,
bij- of uitgeschakeld of wordt het toerental van
één of meerdere pompen zodanig gewijzigd dat
het overeenkomt met de ingestelde regelingspa-
rameters (een gedetailleerde beschrijving van het
regelingstype en het regelingsproces vindt u in de
inbouw- en bedieningsvoorschriften van het
regelsysteem).
Het totale debiet van de installatie is over meer-
dere pompen verdeeld. Het voordeel hiervan is dat
het installatievermogen heel precies aangepast
wordt aan de werkelijke behoefte en dat de pom-
pen steeds in het voordeligste vermogensbereik
draaien. Door dit ontwerp heeft de installatie een
hoog rendement en een zuinig energieverbuik. De
pomp die als eerste start, wordt de basislastpomp
genoemd. Alle andere pompen die nodig zijn om
het bedrijfspunt van de installatie te bereiken,
worden pieklastpomp(en) genoemd. Als de instal-
latie uitgevoerd wordt voor de tapwatervoorzie-
ning conform DIN 1988 moet één pomp als
reservepomp werken. Dat betekent dat er bij
maximale aftapping altijd nog één pomp buiten
bedrijf of stand-by is. Om de pompen gelijkmatig
te gebruiken wordt continu van pomp gewisseld
door de regeling. Dat betekent dat de inschakel-
volgorde en de toewijzing van de functies basis-
last-/pieklast- of reservepomp regelmatig
veranderen.
Het gemonteerde membraandrukvat (totale
inhoud ca. 8 liter) heeft een soort bufferfunctie
voor de druksensor en voorkomt dat de regeling
gaat schommelen bij het in- en uitschakelen van
de installatie. Deze zorgt echter ook voor een
geringe aftapping van het water (bijv. bij zeer
kleine lekkage) uit de beschikbare voorraad zon-
der dat de basislastpomp wordt ingeschakeld.
Daardoor wordt de schakelfrequentie van de
pompen verkleind en is de bedrijfstoestand van de
DEA stabiel.
VOORZICHTIG!
De pompen mogen niet drooglopen om de
mechanische afdichting resp. het glijlager te
beschermen. Droogloop kan lekkage van de
pomp veroorzaken!
Als toebehoren voor de directe aansluiting op het
openbare waternet wordt een droogloopbeveili-
ging (WMS) (afbeelding 4) aangeboden die de
aanwezige voordruk bewaakt en waarvan het
schakelsignaal door het regelsysteem verwerkt
wordt. Op de toevoerverzamelleiding is hiervoor
standaard een montageklem aangebracht.
Bij de indirecte aansluiting (systeemscheiding
door drukloze breektank) dient in de toevoertank
een niveauafhankelijke signaalgever als droog-
loopbeveiliging aangebracht te worden. Bij het
gebruik van een Wilo-breektank is bij de levering
een vlotterschakelaar inbegrepen. Voor ter
plaatse beschikbare tanks biedt het Wilo-assorti-
ment diverse signaalgevers om achteraf in te bou-
wen (bijv. vlotterschakelaar WA65 of droogloop-
Nederlands
67