NL
Vouw bladzijde 3 helemaal open, zodat u steeds
een overzicht hebt van de bedieningselementen
B
en de aansluitingen.
Inhoud
1
Bedieningselementen en aansluitingen . . . . . . . . 20
1.1
Frontpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
1.2
Achterzijde van het toestel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2
Veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
3
Toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
4
5
Aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
5.1
Ingangskanalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
5.2
5.2.1
5.2.2
Insert-jacks . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
6
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
6.1
6.2
6.2.1
6.2.2
6.2.3
6.3
6.3.1
6.3.2
6.4
7
Modificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
7.1
7.2
8
Appendix: Blokschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
kan de ingang van een effectenapparaat (b. v.
galmapparaat) worden aangesloten
20 Stereo return-ingang "AUX INPUT" (6,3 mm-
jack, ongebalanceerd) om signalen terug te stu-
ren die via de uitgang "FX" (19) vanuit de Power
Mixer naar een effectenapparaat zijn gestuurd;
de ingang kan eventueel ook worden gebruikt
om een bijkomende signaalbron met lijnuit-
gangsniveau zoals een cd-speler of een tweede
mengpaneel aan te sluiten
(Gebruik voor de aansluiting van een monoappa-
raat de bovenste jack "LEFT".)
21 Monitoruitgang "MON" (6,3 mm-jack, ongebalan-
ceerd) om de signalen uit te sturen die op het
"pre fader" monitorkanaal
kan de eindversterker van een monitorinstallatie
worden aangesloten
22 Uitsturingsweergave
(Peak Program Meter = niveaupiekmeter); duidt
het masterniveau of het pre-faderniveau van het
ingangskanaal aan, waarvan de toets "PFL" (15)
is ingedrukt
23 Niveauregelaar "AUX IN" voor het apparaat dat
op de ingang "AUX INPUT" (20) is aangesloten
24 Masterregelaar "FX OUT" om het niveau in te stel-
len van het uitgangssignaal op de jack "FX" (19)
25 Masterregelaar "MON OUT" om het niveau in te
stellen van het uitgangssignaal op de jack "MON"
(21)
26 Niveauregelaar links/rechts voor het stereomas-
tersignaal dat naar de eindversterker van de
Power Mixer, de masteruitgang "MAIN OUT" (17)
en de opname-uitgang "TAPE REC" (32) wordt
gestuurd.
27 Toets "LOUDNESS" voor de eindversterker voor
klankcorrectie (verhogen van de lage en hoge
tonen) bij geringe geluidsvolumes met inachtne-
ming van het subjectief ervaren geluidsvolume
van het menselijke gehoor
28 Oververhittings-LED "THERMAL"
Bij oververhitting van de eindversterker van de
Power Mixer schakelt deze zich uit veiligheid uit;
20
1 Bedieningselementen en aansluitingen
1.1 Frontpaneel (figuur 1)
A Mono-ingangskanaal "1"
(de overige drie mono-ingangskanalen zijn identiek)
B Stereo-ingangskanaal "5-6"
(de overige drie stereo-ingangskanalen zijn identiek)
1 Ingang "MIC" (XLR, gebalanceerd) voor de
aansluiting van een monomicrofoon
2 Stereo-ingang "LINE" (6,3 mm-jack, ongebalan-
ceerd) voor de aansluiting van een stereo-signaal-
bron met lijnuitgangsniveau zoals een minidisk-
recorder, cd-speler, keyboard, drumcomputer
(Gebruik voor de aansluiting van een monosig-
naalbron de bovenste jack "LEFT".)
3 Mono-ingang "LINE" (6,3 mm-jack, gebalan-
ceerd) voor de aansluiting van een mono-sig-
naalbron met lijnuitgangsniveau zoals een
muziekinstrument, ontvanger van een draadloos
microfoonsysteem
4 Regelaar "GAIN" om de ingangsversterking in te
stellen
5 Keuzetoets "GAIN" om de ingangsversterking in
te stellen
Toets niet ingedrukt (
Toets ingedrukt (
6 Regelaar van de hoge tonen
7 Regelaar om de filterfrequentie in te stellen voor
de equalizer in het middentonenbereik
8 Regelaar van de middentonen
9 Regelaar van de lage tonen
10 Effect send-regelaar "FX" om het niveau in te
stellen waarmee het kanaalsignaal naar het
de oververhittings-LED licht op. Na voldoende
afkoeling schakelt de eindversterker weer auto-
matisch in, en de LED gaat uit.
29 Oversturings-LED "CLIP" voor het linker en rech-
ter kanaal van de eindversterker
30 Niveauregelaar voor de eindversterker van de
Power Mixer
31 POWER-LED
32 Stereo-opname-uitgang "TAPE REC" (cinch,
ongebalanceerd) voor aansluiting op de ingang
van een geluidsopnametoestel; het opnameni-
veau is afhankelijk van de masterregelaars (26)
33 Stereoweergave-ingang "TAPE PLAY" (cinch,
ongebalanceerd) voor de aansluiting op de uit-
2
zijn gemengd; hier
gang van een geluidsopnametoestel
34 verzonken schakelaar om de fantoomvoeding
van 48 V centraal in te schakelen voor alle jacks
met
PPM-karakteristiek
"MIC" (1);
sator- of elektretmicrofoons, die met een fan-
toomvoeding van 48 V werken
Duw de schakelaar met een puntig voorwerp, b. v.
een balpen, naar beneden. Bij ingeschakelde fan-
toomvoeding licht de LED boven de toets op.
35 Niveauregelaar "PHONES" voor de hoofdtele-
foonuitgang (36)
36 Aansluiting "PHONES" (6,3 mm-jack) voor een
stereohoofdtelefoon (impedantie min. 2 x 8 Ω)
1. Voor het effectenkanaal "FX" kan - voor elk kanaal afzonderlijk
- de plaats waar het signaal wordt afgenomen, ook intern naar
"Pre Fader" worden geschakeld - zie hoofdstuk 7.1.
2. Voor het monitorkanaal kan - voor elk kanaal afzonderlijk - de
plaats waar het signaal wordt afgenomen, ook intern naar "Pre
Equalizer" of "Post Fader" worden geschakeld - zie hoofdstuk
7.1.
3. De fantoomvoeding kan ook intern voor individuele monokana-
len worden uitgeschakeld - zie hoofdstuk 7.2.
"LO"):
geringe versterking voor professionele appara-
tuur met een uitgangsniveau van +4 dBu (b. v.
cd-speler)
"HI")
grotere versterking voor semiprofessionele
apparatuur met een uitgangsniveau van
-10 dBu (b. v. keyboard)
3
vereist bij de aansluiting van conden-
Opgelet! Bij ingeschakelde fantoomvoeding
mag u op de microfooningangen geen
ongebalanceerde microfoons aanslui-
ten, omdat ze beschadigd kunnen
worden.
effectenkanaal wordt gestuurd; het effectenka-
naal is "Post Fader" geschakeld, d.w.z. het sig-
naal dat op het effectenkanaal wordt gemengd,
wordt na de kanaalregelaar (16) afgenomen
11 Monitor send-regelaar "MON" om het niveau in
te stellen waarmee het kanaalsignaal naar het
monitorkanaal wordt gestuurd; het monitorka-
naal is "Pre Fader" geschakeld, d.w.z. het sig-
naal dat op het monitorkanaal wordt gemengd,
wordt vóór de kanaalregelaar (16) afgenomen
12 Panoramaregelaar om de monokanaalsignalen
op de stereo-basis te verdelen
13 Balansregelaar om de niveauverhouding van het
linker en rechter kanaal in te stellen
14 PEAK-LED
a Indien de voorafluisteringsfunctie voor het
kanaal niet is geactiveerd [toets PFL (15) niet
ingedrukt], duidt het korte oplichten van de
LED erop, dat het kanaalsignaal zijn maxi-
male niveau heeft bereikt, waarbij het nog net
niet wordt overstuurd.
b Indien de voorafluisteringsfunctie voor het
kanaal is geactiveerd [toets PFL (15) is inge-
drukt], licht de LED permanent op.
15 Toets PFL om het kanaal af te luisteren ("Pre
Fader Listening") via een hoofdtelefoon op jack
"PHONES" (36)
16 Niveauregelaar (fader) van het kanaal
C Mastersectie
17 Stereomasteruitgang "MAIN OUT" (6,3 mm-jack,
gebalanceerd) om het mastersignaal uit de
Power Mixer te sturen, b. v. voor de aansluiting
van een bijkomende versterker of mengpaneel.
18 Insert-jacks links/rechts om een effectenappa-
raat, b. v. een equalizer, in het kanaal met het
mastersignaal in te schakelen; voor aansluiting
zie hoofdstuk 5.2.2
19 Effect Send-uitgang "FX" (6,3 mm-jack, ongeba-
lanceerd) om de signalen uit te sturen die op het
1
"post fader" effectenkanaal
1.2 Achterzijde van het toestel (figuur 2)
37 Aansluitingsjack voor de aansluiting op een stop-
contact (230 V~/50 Hz) via het meegeleverde
netsnoer
38 Zekeringhouder; vervang een gesmolten zekering
uitsluitend door een zekering van hetzelfde type
39 POWER-schakelaar
40 Stereo-uitgang (Speakon-jacks) van de eindver-
sterker voor de aansluiting van luidsprekers
Opgelet! De totale impedantie van de per
kanaal aangesloten luidsprekers mag
niet minder bedragen dan 4 Ω. Anders
kan de eindversterker worden be-
schadigd.
Voor de aansluiting van de luidsprekers, zie
hoofdstuk 5.6.
2 Veiligheidsvoorschriften
Dit toestel is in overeenstemming met de EU-richtlijn
89/336/EEG voor elektromagnetische compatibili-
teit en 73/23/EEG voor toestellen op laagspanning.
Opgelet! De netspanning (230 V~) waarmee dit
toestel gevoed wordt is levensgevaarlijk.
Open het toestel niet, want door onzorg-
vuldige ingrepen loopt u het risico van
een elektrische schok.
Let eveneens op het volgende:
Het toestel is enkel geschikt voor gebruik bin-
nenshuis. Vermijd druip- en spatwater, hitte (toe-
gestaan omgevingstemperatuurbereik: 0 - 40 °C)
en plaatsen met een hoge vochtigheid.
Plaats geen bekers met vloeistof zoals drinkgla-
zen etc. op het toestel.
De warmte die in het toestel ontstaat, moet door
ventilatie afgevoerd worden. Zorg ervoor, dat de
ventilatieopeningen door geen enkel voorwerp
worden afgedekt.
Zorg ervoor dat u niets in de ventilatieopeningen
steekt. Er bestaat immers gevaar voor elektrische
schokken!
1
2
zijn gemengd; hier