Lees en begrijp alle veiligheidsinformaties en
gebruiksinstructies in deze aanwijzing.
Let op de waarschuwingsinstructies op de cirkelzaag.
Voor elk gebruik:
Controleer de zaag. Indien een deel van de cirkelzaag
ontbreekt, gebogen of anderszins onbruikbaar is of de
elektriciteit fouten vertoond, schakel de zaag dan uit en
neem de netstekker uit het stopcontact. Vervang alle
ontbrekende, beschadigde of foutieve onderdelen
voordat u de zaag weer gaat gebruiken.
Ga het werk zo plannen dat ogen, handen, gezicht en
gehoor worden beschermd.
Draag een veiligheidsbril die aan de eisen van de DIN
Norm 58214 voldoet. Bij gebruik van een machine
zouden vreemde voorwerpen in de ogen geslingerd
kunnen worden; duurzame zichtstoringen kunnen het
gevolg zijn. Veiligheidsbrillen zijn daar verkrijgbaar waar
u de cirkelzaag heeft gekocht. Het gebruik van
veiligheidsbrillen, die niet aan de DIN Norm 58214
voldoen, kan door breuk van het beschermglas en tot
zware verwondingen leiden.
Draag bij stoffige werkzaamheden aanvullend bij de
veiligheidsbril ook en stofmasker.
Ter vermijding van klemming van het zaagblad in de
gesneden zaagvoeg of het wegslingeren van
werkstukken:
Kies een voor zaagwerkzaamheden geschikt zaagblad.
Zaag met deze cirkelzaag alleen hout, houtachtige
werkstukken of zacht metaal, bijvoorbeeld aluminium.
De pijl op het zaagblad, die de draairichting aangeeft,
moet in dezelfde richting zijn als de op de machine
aangebrachte pijl. De zaagbladtanden moeten aan de
voorzijde van de machine naar beneden wijzen.
Controleer of het zaagblad onbeschadigd en juist is
ingesteld. Druk bij uitgenomen netstekker de zaagkop
naar beneden. Draai het zaagblad met de hand en
controleer of deze vrij loopt. Kantel de zaagkop in een
positie van 45° en herhaal de test. Heeft het zaagblad op
één of andere plaats een aanraking, stel de zaagkop
opnieuw bij zoals in hoofdstuk 10 „Werkvoorbereiding" is
beschreven.
Houd het zaagblad en de spanvlakken van de flensen
van het zaagblad schoon.
De flensen van het zaagblad moeten altijd met de
afgedraaide uitholling naar binnen (naar het zaagblad
toe) gemonteerd zijn.
De kant van de flensschijf met afgedraaide uitholling
moet tegen de bladflens aanliggen.
De flensbout moet met een 13 mm steeksleutel
handvast aangedraaid worden.
Controleer of alle spaninrichtingen en vergrendelingen
vast zitten en geen onderdeel een te grote speling
vertoont.
Nooit uit de vrije hand zagen:
Het werkstuk steeds tegen de aanslag en tafel
vasthouden zodat het tijdens het zagen niet kantelt
of verdraait. Onder het werkstuk mag zich geen
zaagsel kunnen ophopen.
Controleer dat het werkstuk na het doorzagen niet
kan bewegen (bijv. omdat het niet volkomen vlak
ligt).
Gebruik voor het zagen van niet volkomen vlak
liggende werkstukken steunen,
aanvoerhulpmiddelen of een andere machine.
Controleer of het zaagafval zijdelings van het zaagblad
verwijderd wordt. In het andere geval kan het door het
zaagblad gepakt en weggeslingerd worden.
Zaag niet meerdere werkstukken gelijktijdig.
Wees in het bijzonder voorzichtig bij het zagen van
grote, zeer kleine en onhandige werkstukken:
Gebruik aanvullende oplegbladen (tafels, schragen
enz.) voor langere werkstukken die van de
machinetafel kunnen kantelen, indien ze niet
worden ondersteund.
Zaag met deze zaag geen werkstukken die zo klein
zijn dat ze niet veilig vastgehouden kunnen worden,
als u de duimzijde van uw wijsvinger op de
buitenkant van de aanslag legt.
Werk bij het zagen van geprofileerde werkstukken
zodanig dat het werkstuk niet kan wegglijden en het
zaagblad niet kan inklemmen. Een geprofileerd
werkstuk moet vlak liggen of door een inrichting
worden vast gehouden, waardoor wiebelen,
kantelen of wegglijden tijden het zagen wordt
verhinderd.
Ronde werkstukken zoals stangen met pennen of
pijpen veilig vasthouden. Deze kunnen draaien en
dan bestaat het gevaar dat het zaagblad zich
inhaakt. Ronde werkstukken altijd met een
geschikte inrichting vastklemmen.
In het te zagen werkstuk mogen zich geen vreemde
voorwerpen, in het te zagen deel van het werkstuk,
bevinden.
Houd kijkers op afstand van de werkomgeving, ook van
de omgeving achter de zaag, waar het zaagsel en
zaagafval worden uitgeworpen.
Nooit de cirkelzaag inschakelen zonder alle voorwerpen,
m.u.v. het werkstuk en eventueel noodzakelijke
fixeerinrichtingen, van de machinetafel te verwijderen.
Draag bij langdurende werkzaamheden een
gehoorbeschermer om gehoorschaden te vermijden.
Om een plotseling intrekken in het zaagblad te
verhinderen:
1. Draag geen handschoenen.
2. Doe sieraden af en wijde kledingstukken uit.
3. Bij lang haar een haarnet dragen.
4. Lange mouwen tot boven de ellebogen oprollen.
Ter vermijding van ongevallen door onbedoeld aanlopen
van de zaag beslist de netstekker uitnemen tot alle
instelwerkzaamheden aan de aanslag, resp. aan de
zaagkop en het vervangen van zaagblad of onderdelen
evenals onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd zijn.
Ter vermijding van stroomschokken raak, tijdens het
insteken van de stekker in een stopcontact, de metalen
contactstiften van de stekker niet aan.
Gebruik de kabel niet om de stekker uit het stopcontact
te nemen.
Bescherm de kabel voor warmte, olie en scherpe
kanten.
Nooit reinigings- of glijmiddel op een nog draaiend
zaagblad aanbrengen.
Ter vermijding van vuur de cirkelzaag niet in de buurt
van ontvlambare vloeistoffen, dampen of gassen
gebruiken.
Vermijd verwondingen die door het gebruik van
ongeschikte onderdelen ontstaan. Slechts de
aanbevolen zaagbladen gebruiken.
Als de zaag draait:
Laat de zaag een poosje stationair draaien voordat de
eerste zaagwerkzaamheden worden uitgevoerd. Indien
ongewone geluiden of sterke vibraties worden
waargenomen, schakel de zaag uit, neem de netstekker
uit en stel de oorzaak vast. Schakel de zaag niet in
voordat de oorzaak is gevonden en verholpen.
Beknel het afgesneden deel van het werkstuk niet. Raak
het niet aan, houd het niet vast, klem het niet en zet er
ook geen aanslag tegen aan. Het afgezaagde deel moet
zich ongehinderd zijdelings van het zaagblad kunnen
bewegen. Wordt het hierin gehinderd, dan zou het door
het draaiende zaagblad gegrepen en weggeslingerd
kunnen worden.
Vermijd ongeschikte posities van handen waarbij door
een plotseling uitglijden één of beide handen aan het
zaagblad terecht kunnen komen.
Laat het zaagblad alvorens te zagen zijn volle
draaisnelheid bereiken.
Laat de zaagkop slechts zodanig snel zakken dat de
motor niet wordt overbelast en het zaagblad niet
geblokkeerd wordt.
33