mm
A
B
RL 28
160
224
RL 38
160
224
RL 50
160
224
(A)
1
2
V
P
(B)
(C)
GPH
60
RL 28
2,00
2,25
2,50
3,00
3,50
RL 38
2,50
3,00
3,50
4,00
4,50
5,00
RL 50
3,00
3,50
4,00
4,50
5,00
5,50
6,00
(1) Olie:
densiteit 0,84 kg/dm
viscositeit 4,2 cSt/20 °C
temperatuur 10 °C
(D)
C
M 8
M 8
M 8
3
4 5 6
kg/h
(1)
12 bar
10 bar
12 bar
14 bar
7,7
8,5
9,2
100,8
8,6
9,5
10,4
112,7
9,6
10,6
11,5
125,7
11,5
12,7
13,8
150,6
13,5
14,8
16,1
175,5
9,6
10,6
11,5
125,7
11,5
12,7
13,8
150,6
13,5
14,8
16,1
175,5
15,4
17,0
18,4
201,6
17,3
19,1
20,7
226,5
19,2
21,2
23,0
251,4
11,5
12,7
13,8
150,6
13,5
14,8
16,1
175,5
15,4
17,0
18,4
201,6
17,3
19,1
20,7
226,5
19,2
21,2
23,0
251,4
21,1
23,3
25,3
276,3
23,1
25,5
27,7
302,4
3
D455
1 0
9
8
7
L
1 0
D456
D457
kW
(D)
5
INSTALLATIE
KETELPLAAT (A)
Boor gaten in de plaat van de verbrandingska-
mer zoals aangegeven in fig. (A). Met behulp
van de thermische flensdichting - samen met de
brander geleverd - kunt u de juiste positie van te
boren gaten vinden.
LENGTE BRANDERKOP (B)
Bij het kiezen van de lengte van de branderkop,
moet u rekening houden met de voorschriften
van de ketelfabrikant. De kop moet in ieder
geval langer zijn dan de totale dikte van de
keteldeur en het hittebestendig materiaal. Vol-
gende lengtes, L, zijn verkrijgbaar:
Branderkop 7): RL 28
RL 38
• kurz
216
• lang
351
Voor ketels met circulatie van rookgassen voor-
aan 10) of met vlaminversiekamer, dient een hit-
tebestendige bescherming 8) aangebracht te
worden tussen het hittebestendig materiaal van
de ketel 9) en de branderkop 7). De bescher-
ming moet zodanig aangebracht worden dat de
branderkop verwijderd kan worden.
Voor ketels waarvan de voorkant afgekoeld wordt
met water is geen hittebestendige bescherming
8)-9)(B) nodig, als dat niet uitdrukkelijk gevraagd
wordt door de fabrikant van de ketel.
BEVESTIGING BRANDER OP KETEL (B)
Demonteer de branderkop 7) van de brander 4):
- Draai de schroeven los 2) van de twee gelei-
ders 3).
- Neem de schroef 1), die de brander 4) aan de
flens 5) vastzet, weg.
- Maak de branderkop 7), compleet met de flens
5) en de geleiders 3), los.
VOORAFSTELLING VAN DE BRANDERKOP
Voor model RL 50 nagaan, op dit punt, of het
maximale debiet van de brander in de tweede
vlamgang zich binnen gebied B of gebied C van
het werkingsveld bevindt. Zie pag. 4.
Als het in het gebied B ligt is geen ingreep nodig.
Als het daarentegen in gebied C ligt:
- Draai de schroeven 1)(C) los en demonteer de
branderkop 2).
- Verzet de bevestiging van de stang 3)(C) van
positie A naar positie B, zodat de smoorklep 4)
naar achteren verplaatst wordt.
- Monteer de branderkop 2)(C) en de schroeven
1).
Wanneer deze operatie uitgevoerd is, de flens
5)(B) op de ketelplaat vastzetten, en de pakking 6)
aanbrengen die bij de standaarduitvoering gele-
verd wordt. Gebruik de 4 bijgeleverde schroeven.
Behandel de draad van de schroeven eerst met
een produkt tegen het vastlopen (vet voor hoge
temperaturen, compounds, grafiet).
De sluiting brander-ketel moet volledig hermetisch
zijn.
KEUZE VERSTUIVERS 1ste EN 2de VLAM-
GANG
Kies beide verstuivers aan de hand van de gege-
vens in tabel (D).
De eerste verstuiver bepaalt het brander-debiet
in de 1ste vlamgang.
De tweede verstuiver werkt samen met de eerste
en beide verstuivers bepalen het branderdebiet
in de 2de vlamgang.
Het debiet tijdens 1ste en 2de vlamgang moet
binnen de grenswaarden liggen, zoals aangege-
ven op blz.2.
Gebruik verstuivers met een verstuivingshoek
van 60° bij de aangeraden druk van 12 bar.
Normaal hebben beide verstuivers eenzelfde
debiet. Indien nodig, kan bij de verstuiver van de
1ste vlamgang:
• het debiet 50% kleiner zijn dan het totale de-
biet om de tegendrukpiek bij het opstarten te
verlagen;
• het debiet 50% groter zijn dan het totale debiet
om de verbranding in de 1ste vlamgang te op-
timaliseren.
RL 50
216
216
351
351