Bevochtigerstand instellen
1. Schakel het therapieapparaat in.
2. Houd de bevochtigingstoets ingedrukt tot het bevochtigingsymbool
bevochtigerstand beginnen te knipperen. Laat de bevochtigingtoets los.
3. Om de bevochtigerstand veranderen drukt u meerdere malen op de in-/uitschakeltoets
(+) of de softstart-toets (-), tot de gewenste stand wordt weergegeven.
Als u 's morgens droge ademwegen heeft, is de verwarmingscapaciteit te laag
ingesteld. Kies dan een hogere bevochtigerstand.
Wanneer er tijdens een therapienacht condenswater in de ademslang wordt gevormd,
is de verwarmingscapaciteit te hoog ingesteld. Kies dan een lagere bevochtigerstand.
Na 3 seconden wordt de actuele instelling opgeslagen. De weergave stopt met knipperen.
Ademluchtbevochtiger uitschakelen
U hebt twee mogelijkheden om de ademluchtbevochtiger uit te schakelen:
– Druk op de bevochtigingstoets van uw therapieapparaat.
Het bevochtigingsymbool
ingeschakeld.
of:
– Druk op de in-/uitschakeltoets van uw therapieapparaat. .
De ademluchtbevochtiger wordt samen met het therapieapparaat uitgeschakeld. Als u het
therapieapparaat weer inschakelt, wordt ook de ademluchtbevochtiger automatisch weer
ingeschakeld en met de verwarmingscapaciteit van de vorige therapie toegepast.
Automatische uitschakeling
Als het therapieapparaat een te gering vulniveau in de ademluchtbevochtiger vaststelt,
schakelt deze de ademluchtbevochtiger binnen 15 minuten uit. Het bevochtigingsymbool
in het display gaat uit.
Het bevochtigingsymbool
worden in het display van het therapieapparaat
weergegeven.
in het display gaat uit. Het therapieapparaat blijft verder
en de bevochtigerstand
en de
Bediening
29