Flits-belichtingsregeling
De volautomatische (dat wil zeggen: door de camera geregelde)
flitsmodus is bij de camera met de hiervoor genoemde systeem-
compatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi (tijdauto-
maat
en handmatige instelling) beschikbaar.
A
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische invul-
flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding
tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermo-
gen bij toenemende lichtsterkte evt. met max. 1
Wanneer echter de aanwezige lichtsterkte zelfs met de kortst mo-
gelijke flitssynchronisatietijd van
heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet worden
geactiveerd. In zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig
het omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven.
Bovendien kunt u met de camera met tijdautomaat
ge instelling gebruik maken van interessante vormgevende flits-
technieken, zoals flitssynchronisatie op het 2e in plaats van het
gebruikelijke 1e Sluitergordijn en het flitsen met langere sluitertij-
den dan de synchronisatietijd van
de camera via het menu ingesteld (meer hierover in de volgende
hoofdstukken).
Bovendien geeft de camera de ingestelde gevoeligheid door aan
het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het
deze weergaven bezit en voorzover het op het objectief gekozen
diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte
automatisch aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij systeem-
compatibele flitsers niet via de flitser zelf worden beïnvloed, omdat
deze al door de camera wordt overgedragen.
⁄
EV verminderd.
2
3
⁄
s al overbelichting tot gevolg
1
180
en handmati-
A
⁄
s. Deze functies worden op
1
180
Aanwijzingen:
• Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het
kan in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere sluiter-
tijd dan
⁄
s te kiezen.
1
180
• Hetzelfde geldt voor radiografisch gestuurde flitstriggers bij het
'draadloos flitsen', omdat de radiografische overdracht een
tijdvertraging kan veroorzaken.
• De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en sys-
teemcompatibele flitsapparaten.
• Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie pagina
170) beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht!
Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de
TTL-flitsbelichtingsmeting wenst (parallel of tegengesteld), moet
u deze extra (op het flitsapparaat) instellen! (Uitzondering: Met
de Leica SF26 moet de correctie aan de camera per menubedie-
ning worden ingesteld.)
• Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met
andere, niet speciaal op deze camera afgestemde flitsapparaten,
evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in
de betreffende handleiding.
NL
183