beginnen . In de tweede regel van het dis-
play staat de vraag
CF Time/Step?
moet u het sequentietype bepalen:
a) Indien u met de nieuwe sequentie ook
verschillende mengtijden voor de afzon-
derlijke stappen wilt opslaan, druk dan op
de toets 12 / YES . Bij een latere weergave
van de sequentie worden de betreffende
mengtijden tussen de scènes gerespec-
teerd . In dit geval kan een reeks van max .
60 scènes voor de sequentie worden
opgeslagen .
b) Indien de mengtijd tussen de scènes bij
een latere weergave van de nieuwe se-
quentie regelbaar moet zijn met de rege-
laar C .F . TIME (7), druk dan op de toets 11 /
NO . Omdat bij dit sequentietype geen tij-
den mee worden opgeslagen, kunt u een
reeks van max . 120 scènes samenstellen .
3) Voer alleen het bank- en scènenummer van
de eerste scène (beide tweecijferig) in met de
cijfertoetsen (2) . De invoer waarde verschijnt
op het display na
Seq xx St001
foutieve invoer met de toets ESC / SETUP (21)
een bedieningsstap terug en voer de num-
mers opnieuw in .
4) De DMX-waarden van de geselecteerde
scène worden nu ter controle uitgevoerd .
Op het display verschijnt de vraag
Bevestig de scèneselectie met de toets
STORE / PRG (22) of de toets 12 / YES of ver-
werp de selectie met de toets 11 / NO, en
voer aansluitend een ander bank- en scène-
nummer in .
5) Alleen wanneer u de vraag
CF Time/Step?
met de toets 12 / YES hebt bevestigd: Stel de
mengtijd in met regelaar C .F . TIME (7) en
bevestig met de toets STORE / PRG .
6) Herhaal de bedieningsstappen 3) tot 5) om
de volgende scènes voor de sequentie te
selecteren .
7) Nadat de laatste scène is geprogrammeerd,
a) gaat u met de toets SEQUENCE (26) naar
de sequentieweergavemodus (hoofdstuk
7 .2), de rode LED PRG gaat uit, de groene
LED RUN licht op,
of gaat u door nogmaals op de toets te
drukken naar de directe modus (hoofd-
stuk 5), de LED RUN gaat uit, of
b) gaat u met de toets ESC / SETUP (evt . meer-
maals drukken) terug naar:
− de gegevens van de geprogrammeerde
sequentie,
− de programmering van een volgende
sequentie,
− de directe modus .
7.1.3 Een sequentiestap toevoegen
of wijzigen
1) Nadat u op de toetsen SEQUENCE (26) en
STORE / PRG (22) hebt gedrukt, selecteert u
met de cijfertoetsen (2) het nummer (twee
cijfers) van de sequentie die moet worden
aangevuld of gewijzigd (hoofdstuk 7 .1 .1) .
Op het display verschijnt in de bovenste
regel het sequentienummer en het aantal
sequentiestappen, bv .
Seq03 015St
daaronder
DEL/Edit:
2) Indien u een nieuwe stap aan het einde van
de sequentie wilt toevoegen, selecteer dan
met de cursortoets
(23) de volgende vrije
stap, bv .
Seq03 St016__/__
sequentie reeds het maximale aantal stappen
. Eerst
bevat dat voor dit sequentietype is voorzien
(melding
St120
meer toevoegen .
Om een opgeslagen sequentiestap te
wijzigen, selecteert u deze met de cursor-
toetsen
bv .
Seq12 St119 02/12
tienummer 12, geselecteerde stap 119,
bevat uit geheugenbank 2 de scène 12 . De
DMX-waarden voor de scène van de telkens
geselecteerde stap worden uitgevoerd .
Indien het een sequentie betreft waar-
bij voor elke stap een mengtijd is opgesla-
gen, dan wordt bij het doorlopen van de
sequentiestappen met de toets
afzonderlijke scènegegevens de geprogram-
meerde mengtijd weergegeven, alvorens na
nogmaals drukken op de toets
volgende stap wordt geschakeld . Indien u
alleen de mengtijd wilt wijzigen, ga dan
voort met bedieningsstap 5) .
. Ga bij
3) Voer met de cijfertoetsen (2) het banknum-
mer en het scènenummer in (elk twee cijfers)
voor het vermelde stapnummer . Ga bij fou-
tieve invoer met de toets ESC / SETUP (21) een
bedieningsstap terug en voer de nummers
opnieuw in .
.
o.k.?
4) De DMX-waarden van de geselecteerde
scène worden nu ter controle uitgevoerd .
Op het display verschijnt de vraag
Bevestig de scèneselectie met de toets
STORE / PRG (22) of de toets 12 / YES of ver-
werp de selectie met de toets 11 / NO, en
voer aansluitend een andere scène in .
5) Alleen wanneer het een sequentie met eigen
mengtijden betreft: Stel de mengtijd in met
regelaar C .F . TIME (7) en bevestig met de
toets STORE / PRG .
6) Om een bijkomende sequentiestap in te
voeren, herhaalt u de bedieningsstappen 3)
tot 5) . Om een bijkomende sequentiestap te
wijzigen, herhaalt u de bedieningsstappen
vanaf 2) 2de paragraaf tot 5) .
7) Ten slotte beëindigt u de sequentieprogram-
meermodus door enkele keren op de toets
ESC / SETUP te drukken . Of druk op de toets
SEQUENCE om naar de sequentieweergave-
modus (hoofdstuk 7 .2) te gaan .
7.1.4 Een sequentiestap invoegen
1) Nadat u op de toetsen SEQUENCE (26) en
STORE / PRG (22) hebt gedrukt, selecteert u
met de cijfertoetsen (2) het nummer (twee
cijfers) van de sequentie die moet worden
aangevuld .
2) Selecteer met de cursortoetsen
de sequentiestap waarvoor een nieuwe stap
moet worden toegevoegd .
3) Druk op de toets INSERT (25) . Op het display
verschijnt nu
Indien een sequentie reeds het maximale
aantal stappen bevat dat voor dit sequen-
tietype mogelijk is, dan kunt u geen bijko-
en
mende stap meer toevoegen . Op het display
.
?
verschijnt de melding
. Om een andere sequentie te selecte-
ƊESC
ren of de sequentieprogrammeermodus te
verlaten drukt u een overeenkomstig aantal
. Indien een
keren op de toets ESC / SETUP (21) .
bzw .
Seq xx St060
Seq xx
), dan kunt u geen bijkomende stap
,
. Op het display verschijnt
, d .w .z . sequen-
tussen de
naar de
o.k.?
,
Seq xx St xxx __/__
Seq xx is full!
4) Voor het invoeren van bank-, scènenummer
en evt . mengtijd voor de nieuwe stap volgt
u de bedieningsstappen 3) tot 5) van het
hoofdstuk 7 .1 .2 .
5) Om bijkomende sequentiestappen in te voe-
gen, herhaalt u bedieningsstappen 2) tot 4) .
6) Om de sequentieprogrammeermodus te be-
eindigen, drukt u enkele keren op de toets
ESC / SETUP, of om naar de sequentieweer-
gavemodus te gaan, drukt u op de toets
SEQUENCE .
7.1.5 Een sequentiestap wissen
1) Nadat u op de toetsen SEQUENCE (26) en
STORE / PRG (22) hebt gedrukt, selecteert u
met de cijfertoetsen (2) het nummer (twee
cijfers) van de sequentie waar stappen moe-
ten worden uitgewist .
2) Selecteer met de cursortoetsen
de te wissen sequentiestappen .
3) Druk op de toets DELETE (24) . Op het display
verschijnt de vraag
4) Bevestig het wissen met de toets 12 / YES of
breek af met de toets 11 / NO . Na het wissen
schuiven de stappen erna overeenkomstig
op . Indien de gewiste stap de enige van de
sequentie was, dan wordt weergegeven dat
deze weer vrij is:
Seq xx is blank!
U kunt direct met het programmeren van
een nieuwe sequentie beginnen – zie hier-
voor hoofdstuk 7 .1 .2 vanaf bedienings-
.
stap 2) .
5) Herhaal de bedieningsstappen 2) tot 4) om
bijkomende sequentiestappen te wissen .
6) Om de sequentieprogrammeermodus te
beëindigen, drukt u enkele keren op de toets
ESC / SETUP, of om naar de sequentieweer-
gavemodus te gaan, drukt u op de toets
SEQUENCE .
7.2 Een scènesequentie starten
1) Druk op de toets SEQUENCE (26) . Naast
de toets licht de groene LED RUN op en
op het display verschijnt
. Zorg dat het configuratie-
Sequence
menu niet is opgeroepen [druk op de toets
ESC / SETUP (21) om het te verlaten] of dat
de hold-modus niet is geactiveerd [druk op
de toets HOLD (3) om deze uit te schakelen] .
2) Voer het tweecijferige sequentienummer
rechtstreeks in met de cijfertoetsen (2), bv .
voor sequentie 5 de toetsen 0 en 5 (het on-
derste opschrift van de toetsen is geldig) . Op
het display verschijnen de gegevens over de
geselecteerde sequentie:
Seq xx is blank!
een vrij (niet geprogrammeerd) sequentie-
(23)
nummer gaat
of bv .
Seq11 014St +CFT
quentienummer 11, dat momenteel uit 14
stappen (Steps) met telkens een eigen meng-
tijd (Crossfading time) bestaat .
.
Ga bij foutieve invoer met de toets ESC /
SETUP (21) een bedieningsstap terug en voer
het nummer opnieuw in .
3) Bij sequenties, waarbij de mengtijden mee
werden opgeslagen (melding
regelaar C .F . TIME (7) tijdens het afspelen
zonder functie . Bij sequenties van het an-
dere type (
wordt niet weergegeven)
+CFT
stelt u de mengtijd tussen de stappen van
,
(23)
.
Remove Step?
.
,
Seq__
Select
, wanneer het om
voor het Se-
), is de
+CFT
51