bijv. » bt 123 «.
– Alle alarmgrenzen A1 en A2 alsmede »
voor H
S en CO worden achtereenvolgens aangegeven.
2
– Tijdens de inloopfase van de sensoren knippert de weergegeven meetwaar-
de en het speciale symbool »
loopfase van de sensoren volgt geen alarmering. Voor meer informatie over
de versnelde inloopfase, zie Technisch Handboek.
[OK]-toets indrukken om de weergave va de inschakelvolgorde te onderbre-
ken.
Apparaat uitschakelen
[OK]-toets en [ + ]-toets gelijktijdig ingedrukt houden totdat de op het display
weergegeven countdown » 3 . 2 . 1 « is afgelopen.
– Voordat het apparaat uitschakelt, worden gedurende korte tijd het optische,
het akoestische en het vibratiealarm geactiveerd.
Voordat de werkplek wordt betreden
VOORZICHTIG
Voorafgaand aan veiligheidsrelevante metingen de kalibrering controleren en
eventueel afstellen. Een gasvultest (Bump Test) moet volgens de nationale re-
gelingen worden uitgevoerd.
Apparaat inschakelen, de huidige meetwaarden worden op het display weer-
gegeven.
– Let op een waarschuwing »
« resp. storing »
Het apparaat kan normaal worden gebruikt. Als de waarschuwing niet tij-
dens het gebruik vanzelf verdwijnt, moet het apparaat na afloop van de ge-
bruiksduur worden onderhouden.
Het apparaat is niet meetklaar en moet worden onderhouden.
WAARSCHUWING
Katalysatorgiftdelen in het meetgas (bijv. vluchtige verbindingen van silicium,
zwavel en zware metalen of gehalogeneerde koolwaterstoffen) kunnen de CAT
Ex Sensor beschadigen. Als de CAT Ex Sensor niet meer op de doelconcen-
tratie kan worden gekalibreerd, moet de sensor worden vervangen.
In een zuurstofarme omgeving kan de Cat Ex Sensor onjuiste waarden weer-
geven.
In een met zuurstof verrijkte omgeving is de elektrische bedrijfsveiligheid (Ex-
veiligheid) niet gegarandeerd.
Controleer of de gastoevoeropening van het apparaat niet afgesloten is.
1)
Alleen als deze in de apparaatconfiguratie is geactiveerd. Leveringstoestand: niet geactiveerd.
58
1)
« (TWA)
en »
« (STEL)
« (voor waarschuwing) verschijnt. In de in-
«.
3)
Tijdens het gebruik
– Tijdens het gebruik worden de meetwaarden voor elk meetgas weergegeven.
– Als een meetbereik wordt overschreden of een negatieve drift optreedt, ver-
schijnt in plaats van de meetwaarde de volgende melding:
»
« (te hoge concentratie) of
»
« (Negatieve drift).
– Te hoge concentraties brandbare stoffen kunnen leiden tot zuurstoftekort.
– Bij O
-concentratie onder 8 vol.-% verschijnt bij het Ex-kanaal i.p.v. de meet-
2
waarde een storing met »
alarmdrempel blijft (alleen wanneer het meetbereik ≤100 %LEL is, niet bij
>100 %LEL (warmtegeleiding)).
– Als een alarmsignaal is gegeven, worden de betreffende meldingen, het
optische, het akoestische en het vibratiealarm geactiveerd – zie hoofdstuk
"Alarmsignalen herkennen".
Als het meetbereik op het CatEx-kanaal duidelijk wordt overschreden (zeer
hoge concentratie van brandbare stoffen), wordt een blokkeeralarm geacti-
veerd. Dit CatEx-blokkeeralarm wordt of automatisch door een functionerend (d.
w.z. zonder waarschuwingen en storingen) zuurstofkanaal bevestigd of hand-
matig door het uit- en inschakelen van het apparaat met verse lucht.
In de configuratie-instelling "Methaan" wordt bij een overschrijding van het meet-
bereik geen blokkerende alarm geactiveerd, omdat de precisie van de weergave
van methaan wordt gegarandeerd door een afzonderlijke meting van de thermi-
sche geleidbaarheid.
Na blootstelling met concentraties boven 100 %LEL kunnen er foutieve aanwij-
zingen op het CatEx-kanaal verschijnen. Voordat het apparaat verder wordt ge-
bruik in het concentratiebereik 0 tot 100 %LEL, nulpunt en gevoeligheid
controleren en zo nodig afstellen.
Na een kortstondige meetbereikoverschrijding van de TOX-meetkanalen (tot
maximaal een uur) is controle van de meetkanalen niet nodig.
Bij gebruik van een CatEx-sensor in de Dräger X-am 5000 moet ook na een ex-
treme schokbelasting een justering worden uitgevoerd van nulpunt en gevoelig-
heid.
«, voorzover de meetwaarde onder de voor-
WAARSCHUWING