PEGASUS D K 130
3.6 Aansluiting op het rookkanaal
De verbindingsleiding naar het rookkanaal moet een diameter hebben die niet kleiner
mag zijn dan de diameter van de aansluiting op de trekonderbreker. Vanaf de trekonder-
breker moet de leiding minstens een halve meter verticaal lopen. Voor de dimensione-
ring en de plaatsing van de rookkanalen en de verbindingsleiding moeten de geldende
voorschriften worden nageleefd.
De diameter van de buisklem van de trekonderbreker wordt aangegeven op fig. 25.
4. SERVICE EN ONDERHOUD
4.1 Instellingen
Alle afstel- en ombouwwerkzaamheden moeten verricht worden door gekwalificeerde
vakmensen. De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade aan zaken
en/of persoonlijk letsel die veroorzaakt zijn door ingrepen op het apparaat die uitgevoerd
zijn door niet-geautoriseerde en niet-gekwalificeerde personen.
TEST modus inschakelen
Druk gelijktijdig op de toetsen verwarming (details 3 en 4 - fig. 1) gedurende 5 seconden
om de TEST modus in te schakelen. De verwarmingsketel wordt onafhankelijk van het
verzoek van de installatie of om sanitair water ingeschakeld.
Op het display, gaan de symbolen verwarming (detail 24 - fig. 1) en sanitair water (detail
12 - fig. 1) knipperen.
fig. 17 - Functie TEST
Herhaal de procedure om de TEST-modus te deactiveren.
De TEST-modus wordt in ieder geval automatisch na 15 minuten uitgeschakeld.
Regelen van het vermogen van de verwarmingsinstallatie
Op de verwarmingsketel PEGASUS D K 130 kan het verwarmingsvermogen van de
haard en dus van het verwarmingsvermogen voor het water van de verwarming geregeld
worden, door uitsluitend de hoofdbrander af te stellen, met behulp van de gasklep, (zie
fig. 19). De schema's in paragraaf cap. 5.2 geven de variatie van het verwarmingsver-
mogen voor het water weer bij het variëren van de bedrijfsdruk van de brander. Het kun-
nen regelen van het vermogen van de verwarmingsketel aan de hand van de werkelijke
verwarmingsbehoefte betekent vooral het beperken van verliezen en dus het besparen
van brandstof. Bovendien houden de verwarmingsketels, met het variëren van het ver-
mogen, dat ook conform de voorschriften is, de rendementswaarden en de verbrandin-
gseigenschappen zo goed als ongewijzigd.
Deze handeling moet verricht worden als de verwarmingsketel in werking is en met de
boiler op temperatuur.
1.
Verwijder, met een kleine schroevendraaier, het beschermdopje 5 van de secunda-
ire operator van de gasklep van fig. 19.
2.
Sluit een manometer aan op de drukaansluiting 2 (fig. 19) benedenstrooms van de
gasklep en draai de thermostaatknop van de verwarmingsketel op de maximale
waarde.
3.
Stel de druk met behulp van de schroef 6 (fig. 19) op de gewenste waarde in, maak
daarbij gebruik van de schema's in paragraaf cap. 5.2.
4.
Ontsteek de brander na deze handeling 2 - 3 keer met behulp van de regelthermo-
staat en controleer of de druk de zojuist ingestelde waarde heeft; als dat niet het ge-
val is moet de druk op de juiste waarde gebracht worden.
Wijziging van het gastype
Het apparaat kan functioneren met een voeding van aardgas (G20-G25) of vloeibaar gas
(G30-G31), en wordt in de fabriek uitgerust voor het gebruik van een van deze twee ga-
sgroepen, zoals duidelijk wordt aangegeven op de verpakking en op het plaatje met de
technische gegevens van het apparaat Maak, indien het apparaat moet werken op een
ander soort gas dan is ingesteld, gebruik van de speciale ombouwkit zoals hieronder is
beschreven:
1.
Vervang de sproeiers van de hoofdbrander en van de waakvlambrander door spro-
eiers die vermeld staan in de tabel met technische gegevens van cap. 5.3, en die in
overeenstemming zijn met het gebruikte gastype
2.
Verwijder van de gasklep het beschermdopje 3 (fig. 19). Met een kleine schroeven-
draaier de "STEP" voor de ontsteking van het gewenste gas afstellen (G20-G25
stand D fig. 19, of G30-G31 stand E fig. 19); vervolgens het kapje terugplaatsen.
3.
Stel de gasdruk bij de brander af door de in de tabel van de technische gegevens
aangegeven waarden voor het gebruikte type gas in te stellen.
4.
Breng de sticker in de transformatiekit dicht bij het plaatje van de technische gege-
vens aan om aan te geven dat de transformatie is uitgevoerd
B
Wanneer de ketel wordt omgeschakeld van Aardgas op LPG moet het gas-
diafragma verwijderd worden tussen klep en verzamelleiding (ref. 7 - fig. 18).
Wanneer de ketel wordt omgeschakeld van LPG op Aardgas moet het gas-
diafragma en de bijbehorende pakking aangebracht worden (ref. 7 e 8 - fig. 18).
Het voor elk ketelmodel bestemde gasdiafragma staat vermeld in de tabel met
technische gegevens op sez. 5.3.
eco
bar
cod. 3540T644 - Rev. 0 -
fig. 18 - Gasdiafragma
B
C
6
fig. 19 Regeling van de druk
A
Gasklep
B
Verlaagt de druk
C
Verhoogt de druk
H
Regeling van de ontstekingsstep voor AARDGAS G20-G25
E
Regeling van de ontstekingsstep LPG G30-G31
F
Elektronische regeleenheid
1
Drukaansluiting bovenstrooms
2
Drukaansluiting benedenstrooms
3
Beschermkapje
4
Ontstekingsregelaar STEP
5
Beschermdop
6
Regelschroef van de druk
/201
7
8
A
5
1
2
3
4
D
E
NL
61