DEFECT
D e v l a m n e i g t l o s t e
raken in de overgang
ste
van de 1
naar de 2
vlamgang.
De brander doorloopt
normaal de fases van
voorventilatie en ont-
steking maar vergren-
delt na ± 3".
De brander start maar
met vertraagde ontste-
king.
De brander gaat niet in
2de vlamgang.
De brander vergrendelt
na de voorventilatie en
er wordt geen vlam ge-
vormd.
De brander vergren-
delt tijdens de voor-
ventilatie.
3084
MOGELIJKE OORZAAK
Vermogensverhouding tussen 1
de
2
vlamgang hoger dan 1:2.
de
Grote luchtovermaat in 1
Omwisseling fase en nulleider.
Slechte aansluiting aarding.
De ionisatiesonde is in contact met de
massa of heeft geen contact met de
vlam, of de aansluiting met de contro-
ledoos is onderbroken of er is een
isolatiefout.
De ontstekingselectrode is slecht af-
gesteld.
Te veel lucht.
Ventielvertrager te veel gesloten en
dus te weinig gas.
De servomotor luchtklep is geblok-
keerd.
Het gasventiel van 2
gaat niet open.
De electromagneetventielen laten on-
voldoende gas door.
De electromagneetventielen zijn defect.
Geen of onregelmatige elektrische
boog aan ontstekings-elektrode.
Lucht in de leidingen.
De luchtdrukschakelaar staat niet on-
der stroom.
Residuele vlam.
Het drukmeetpunt stand (13, fig. 9,
blz. 9) is slecht afgesteld.
Herstel de juiste maximale verhouding van
ste
en
1:2 en controleer of het vermogen van de
ste
1
vlamgang niet lager is dan het mini-
mum van het werkingsveld.
Herstel de juiste waarde van de luchtover-
ste
vlamgang.
λ
maat (
trole van de verbranding".
Omwisselen.
Correct aansluiten.
Stand controleren en, indien nodig, ver-
beteren. Zie handleiding.
De elektrische verbinding opnieuw uit-
voeren.
De elektriciteitskabel vervangen.
Goede afstelling heruitvoeren
Raadpleeg de handleiding.
Het debiet regelen volgens tabel in deze
handleiding.
Een correcte afstelling uitvoeren.
De goede werking controleren.
De correcte elektrische aansluiting
controleren.
Ventiel stuk: vervangen.
De servomotor luchtklep komt niet op
de
vlamgang
einde loop en sluit eindcontact van het
ventiel in 2
contact controleren.
De toevoerdruk controleren en/of de
electromagneetventielen regelen zoals
in de handleiding opgegeven.
Vervangen.
De correcte stand van de stekkers con-
troleren.
De correcte stand van de electrodes
controleren. Raadpleeg de handleiding.
De leidingen volledig ontluchten.
Luchtdrukschakelaar defect
Vervangen.
De luchtdruk is te laag (branderkop re-
gelen).
Ventiel defect. Vervangen.
Het drukmeetpunt correct afstellen vol-
gens de aanwijzingen in deze handlei-
ding. Hoofdstuk 4.2, blz. 9.
14
NL
OPLOSSING
min. = 1.3) zie paragraaf "4.4 con-
de
vlamgang niet: het eind-