f) Belangrijke informatie over het besturen van modelhelikopters
Voordat uw model in gebruik genomen kan worden, dient u eerst de beschikbare besturingsmogelijkheden te leren
kennen om veilig met het model te kunnen vliegen. De indoor-modelhelikopter wordt met de beide stuurknuppels op
de afstandsbediening gecontroleerd. Hierbij staan de volgende functies ter beschikking:
Pitch functie
Met behulp van de pitch functie wordt de vlieghoogte van de helikopter beïnvloed (zie afb. 10). De bediening gebeurt
met de linker stuurknuppel (zie afb. 1, positie 8). Deze kan naar voren en naar achteren bewogen worden zonder dat
deze, zoals bij de overige besturingsfuncties, steeds weer naar de middelste stand terugspringt.
Omdat de invalshoek van de rotorbladen niet gewijzigd kan worden, gebeurt de regeling van de vlieghoogte via een
toerentalwijziging van de hoofdrotor. Indien de stuurknuppel geheel naar het lichaam getrokken wordt, is de aandrijf-
motor uit en staat de rotor stil.
Als de stuurknuppel naar voren geschoven wordt, begint de hoofdrotor te draaien en verhoogt hij het toerental (al
naar de knuppelpositie). Als de stuurknuppel zich in de middelste positie bevindt, is het toerental van de hoofdrotor
zo hoog dat de helikopter kan zweven. Parallel met de hoofdrotor wordt het toerental van de staartrotor automatisch
evenredig mee geregeld.
Afbeelding 10
97