iNSTallaTiE
montage
1 Rechterzijwand (met losgemaakte schroefkoppeling)
f Maak de 3 schroeven voor en achter aan de rechterzijwand
f
los.
f Trek de zijwand iets naar voren en kantel deze omhoog naar
f
de zijkant.
f Til de zijwand iets op en verwijder deze.
f
12.2 Oplaadregeling instellen
Info
Houd rekening met het volgende. Na montage kunt u
deze instellingen afhankelijk van de montageplaats en
de montagevariant in bepaalde gevallen slechts beperkt
uitvoeren.
12.2.1 Aansluitvermogen reduceren
De aansluitcapaciteit van het toestel is in de fabriek bedraad voor
het maximaal vermogen (100%).
Door het omzetten of verwijderen van bruggen op de aansluit-
klemmen kunt u het aansluitvermogen met 3 vermogenstrappen
reduceren (zie hoofdstuk "Technische gegevens/aansluitvermogen
reduceren").
De dimensionering van de kabeldiameter en de beveiliging moe-
ten zo uitgevoerd worden dat ze geschikt zijn voor het maximaal
mogelijke vermogen van het toestel.
Info
Neem de voorschriften van het plaatselijke energiebedrijf
in acht.
12.2.2 Vermogensaanpassing overeenkomstig een verhoogde
nominale oplaadduur
Door het omzetten resp. verwijderen van bruggen op de aansl-
uitklemmen kan het aansluitvermogen aangepast worden aan de
door de energiebedrijven vastgestelde nominale oplaadduur. In
de fabriek is de warmteaccumulator gedimensioneerd voor een
nominale oplaadduur van 8 uur.
f Houd rekening met de gegevens in het hoofdstuk "Technische
f
gegevens/vermogensaanpassing".
www.stiebel-eltron.com
1
12.2.3 Aansluiting op DC-stuursignaal
Wanneer in de installatie een oplaadsturing met DC-stuursignaal
(gelijkspanning 0,91 V - 1,43 V) geïnstalleerd is, heeft u de module
DC Control Input (toebehoren) nodig. Het DC-stuursignaal moet
aan klemmen A1/Z1 "DC + (pluspool)" en A2/Z2 "DC - (minpool)"
op de klemmenstrip X3 aangesloten worden. Let op de polariteit.
12.3 Netaansluiting/aansluitkabels
WAARSCHUWING elektrische schok
f Voordat er werkzaamheden aan het toestel uitge-
f
voerd worden, dient u de aansluitkabels in de scha-
kelkast spanningsvrij te schakelen.
f Leid de kabels voor netvoeding en de kabels voor oplaad- en
f
ontlaadregelaar door de openingen in de achterwand van het
toestel naar binnen en sluit deze aan (zie hoofdstuk "Techni-
sche gegevens/schakelschema").
f Zet de aansluitkabels ca. 260 mm af en kort deze naar be-
f
hoefte in. De kabels mogen niet tegen de luchtspleten in de
zijwand komen.
12.4 Elektrische aansluiting
12.4.1 Algemeen
WAARSCHUWING elektrische schok
Bij aansluiting van het toestel op een automatische op-
laadsturing kan er, ook als de zekeringen zijn verwijderd,
spanning optreden op de klemmen A1/Z1 en A2/Z2!
De elektrische aansluiting van de verwarmingselementen ge-
schiedt met 3/N/PE~400 V. Met de module éénfase-aansluiting
(toebehoren) is ook aansluiting met 1/N/PE~230 V mogelijk.
Aansluiting met NYM is mogelijk. Het aantal voedingskabels en
kabeladers, alsmede de kabeldiameters zijn afhankelijk van de
aansluitwaarde van het toestel en de soort netaansluiting, evenals
bijzondere voorschriften van de energiebedrijven.
Houd rekening met het schakelschema en de vermogenstrappen
(zie hoofdstuk "Technische gegevens").
SHF |
63