Inregelen Werking Op Olie - elco VECTRON GL 06.1600 DUO PLUS Notice D'emploi

Inbedrijfstelling

Inregelen werking op olie

AJ6 CC1004 3P
Legenda
1 Zuigaansluiting
2 Retouraansluiting
3 Sproeieruitgang
4 Manometeraansluiting
5 Vacuümmeteraansluiting of
toevoerdruk (voor vacuümmeter
of manometer)
6 Oliedrukregelaar
Instelling van de oliedruk
De pomp wordt geleverd met een aan
de werkzijde op 19bar ingestelde druk.
· De bout 6 rechtsom draaien om de
druk te verhogen en linksom om de
druk te verlagen.
Bij directe aanzuiging uit de tank
bedraagt de maximale onderdruk 0,4bar.
Biji olietoever is de maximale druk
begrensd op 2bar.
Ontluchting van de oliepomp
· Bij eerste inbedrijfstelling olie met
handpomp aanzuigen.
· Schakel de ketelregeling in.
· Verbrandingsautomaat ontgrendelen.
· Open tijdens de voorventilatie voor
de volledige ontluchting de
ontluchtingsbout op het oliefilter.
Hierbij mag een onderduk van 0,4
bar niet overschreden worden. Als
het filter volledig met olie gevuld is
en de olie zonder bellen uitstroomt,
de ontluchtingsbout sluiten.
Inregelen van de brander bij
werking op olie
· Micro-amperemeter (0-500µA)
aansluiten in plaats van de meetbrug.
· Manometer voor druk en
onderdrukmetingen monteren.
· Controleer of de gasventielen
gesloten zijn.
· Installeer een manometer op de
verdeler van 0 tot 30bar voor
verstuivingsdruk.
· Op de pomp:
– een vacuümmeter van 0 tot 1bar
(bij 5 of 5.1) bij directe aanzuiging,
– een manometer van 0 tot 6bar
(bij 5 of 5.1) bij ringleiding max. 2bar
installeren.
· Open de brandstofkleppen.
· Zet de schakelaar S1/H10.1 - S29J
- S4 olie - S2K - S7.1 onder
spanning.
· Thermostaatcircuit sluiten.
M16x1,5 · Verbrandingsautomaat ontgrendelen.
M16x1,5
De brander werkt; tijdens de
M14x1,5
voorbeluchting:
G1/8
· De pomp via de opening van een
drukmeetaansluiting ontluchten.
· De brander start in fase 1.
G1/8
· Verbrandingswaarden instellen bij
eindschakelaar IV.
· Oliedruk bij pomp pos. 6 instellen.
· Moet eventueel afhankelijk van
startgedrag worden aangepast.
· Schakelaar S7.2 en S8.2 gebruiken.
De brander gaat naar fase 2.
· Verbrandingswaarden instellen bij
eindschakelaar VI.
· Schakelaar S8.3 gebruiken.
· De brander werkt in fase 3.
· Verbrandingswaarden instellen bij
eindschakelaar I.
· Vereiste oliedoorzet instellen door
aanpassen van de oliedruk. Als de
oliedruk wordt veranderd, moeten
fase 1 en 2 weer nageregeld
worden.
· Als maat Y van de
branderkopinstelling gewijzigd moet
worden, dan moeten trap 1 en 2 nog
een keer worden nageregeld.
06/2006 - Art. Nr. 13 018 119B
· Controleer de verbrandingswaarden
nogmaals in de eerste en tweede trap.
Pompdruk en maat Y mogen dan
niet meer veranderd worden.
· Het omschakelgedrag van fase 1 en
2 kan bij eindschakelaar VII en van
trap 2 naar 3 bij eindschakelaar VIII
worden ingesteld. Eindschakelaar zo
instellen dat een soepele overgang
tussen de trappen wordt bereikt.
Houdt de rookgastemperatuur aan die
door de fabrikant wordt aanbevolen
om het vereiste nuttige rendement te
bereiken.
Werking op olie en gas
· Bij omstelling op een andere
brandstof moet de brander worden
uitgeschakeld. Dan met
tuimelschakelaar S29 / S2 / S4 de
gewenste brandstof kiezen.
· Als tijdens de werking op een
andere brandstof wordt
overgeschakeld, komt de brander in
storingsstand en wordt de
verbrandingsautomaat vergrendeld.
Ontgrendel de verbandingsautomaat
en kies met tuimelschakelaar S29 /
S2 / S4 de gewenste brandstof.
· Omschakelen op andere brandstof
met afstandsbediening
Voor het op afstand wijzigen van de
brandstof via een modem moet bij de
installatie geregeld worden dat de
brander vooraf op kleinlast gaat en
uitschakelt. Een daarvoor geschikt
schakelingsvoorstel staat in het
stroomschema.
45