INSTALLATION
PLAQUE CHAUDIERE (A)
Percer la plaque de fermetlure de la chambre de
combustion comme sur la Þg. (A).
La position des trous ÞletŽs peut •tre tracŽe en utili-
sant l'Žcran thermique du bržleur.
LONGUEUR BUSE (B)
La longueur de la buse doit •tre choisie selon les in-
dications du constructeur de la chaudi•re, en tous
cas, elle doit •tre supŽrieure ˆ l'Žpaisseur de la porte
de la chaudi•re, matŽriau rŽfractaire compris.
Les longueurs L (mm) disponibles sont:
Buse 12):
RS 70
¥ courte
250
¥ longue
385
Pour les chaudi•res avec circulation des fumŽes sur
l'avant 15), ou avec chambre ˆ inversion de flamme,
rŽaliser une protection en matŽriau rŽfractaire 13),
entre rŽfractaire chaudi•re 14) et buse 12).
La protection doit permettre l'extraction de la buse.
Pour les chaudi•res dont la partie frontale est refroi-
die par eau, le rev•tement rŽfractaire 13)-14)(B)
n'est pas nŽcessaire, sauf indication prŽcise du
constructeur de la chaudi•re.
FIXATION DU BRULEUR A LA CHAUDIERE
(B)
Avant de fixer le bržleur ˆ la chaudi•re, vŽrifier par
l'ouverture de la buse si la sonde et l'Žlectrode sont
positionnŽes correctement comme indiquŽ en (C).
SŽparer ensuite la t•te de combustion du reste du
bržleur, Þg. (B):
- Desserrer les 4 vis 3) et enlever le capot 1).
- DŽcrocher la rotule 7) du secteur graduŽ 8).
- Retirer les vis 2) des deux guides 5).
- Retirer les vis 4) et faire reculer le bržleur sur les
guides 5) d'environ 100 mm.
- DŽtacher les c‰bles de la sonde et de l'Žlectrode,
enlever ensuite compl•tement le bržleur des gui-
des.
PREREGLAGE TETE DE COMBUSTION
Pour le mod•le RS 130 vŽrifier, ˆ ce stade, si le dŽbit
maximum du bržleur en 2me allure est compris dans
la plage A ou B de la plage de puissance. Voir page 8.
Si ce dŽbit appartient ˆ la plage A aucune interven-
tion n'est nŽcessaire.
Si ce dŽbit est dans la plage B:
- DŽvisser les vis 1)(D) et dŽmonter la buse 2).
- DŽplacer la fixation de la tige 3)(D) de la position
A ˆ la position B, en reculant de cette fa•on l'obtu-
rateur 4).
- Remonter la buse 2)(D) et les vis 1).
Une fois cette opŽration effectuŽe, fixer la bride
11)(B) ˆ la plaque de la chaudi•re en interposant
l'Žcran isolant 9)(B) fourni de sŽrie. Utiliser les 4 vis
Žgalement de sŽrie apr•s en avoir protŽgŽ le filetage
par du produit antigrippant.
L'ŽtanchŽitŽ bržleur-chaudi•re doit •tre parfaite.
Si, lors du contr™le prŽcŽdent, le positionnement de
la sonde ou de l'Žlectrode n'Žtait pas correct, retirer
la vis 1)(E), extraire la partie interne 2)(E) de la t•te
et tarer celles-ci. Ne pas faire pivoter la sonde mais
la laisser en place comme indiquŽ en (C); son posi-
tionnement dans le voisinage de l'Žlectrode d'allu-
mage pourrait endommager l'amplificateur de
l'appareil.
RS 100
RS 130
250
280
385
415
13
INSTALLATIE
KETELPLAAT (A)
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbran-
dingskamer
zoals aangegeven in fig. (A). Met
behulp van de thermische flensdichting - samen met
de brander geleverd - kunt u de juiste positie van de
te boren gaten vinden.
LENGTE BRANDERKOP (B)
Bij het kiezen van de lengte van de branderkop,
moet u rekening houden met de voorschriften van
de ketelfabrikant. De kop moet in ieder geval langer
zijn dan de totale dikte van de keteldeur voorzien
van hittebestendig materiaal.
Volgende lengtes, L (mm), zijn verkrijgbaar:
Branderkop 12): RS 70
¥ kort
250
¥ lang
385
Voor ketels met circulatie van rookgassen vooraan
15) of met vlaminversiekamer, dient een hittebesten-
dige bescherming 13) aangebracht te worden tussen
het hittebestendig materiaal van de ketel 14) en de
branderkop 12). De bescherming moet zodanig
aangebracht worden dat de branderkop verwijderd
kan worden.
Voor ketels waarvan de voorkant afgekoeld wordt
met water is geen hittebestendige bescherming 13)-
14)(B) nodig, als dat niet uitdrukkelijk gevraagd
wordt door de fabrikant van de ketel.
BEVESTIGING BRANDER OP KETEL (B)
Alvorens de brander op de ketel te bevestigenm
controleer, door de opening van de branderkop of
de ionosatiesonde en de ontstekingselektrode wel in
de juiste stand staan zoals in (C).
Haal daarna de branderkop van de rest van de
brander, fig. (B):
- Verwijder de 4 schroeven 3) en het deksel 1).
- Haak het gewricht 7) los van de gegradueerde
sector 8).
- Verwijder de schroeven 2) uit de twee geleiders 5).
- Verwijder de schroef 4) en schuif de brander over
de geleiders 5) ongeveer 100 mm naar achteren.
- Ontkoppel de sonde- en elektrodekabels en trek de
brander vervolgens helemaal van de geleiders af.
VOORAFSTELLING VAN DE BRANDERKOP
Voor model RS 130 nagaan, op dit punt, of het max-
imale debiet van de brander in de tweede vlamgang
zich binnen gebied A of gebied B van het werkings-
veld bevindt. Zie pag. 8.
Als het in het gebied A ligt is geen ingreep nodig.
Als het daarentegen in gebied B ligt:
- Draai de schroeven 1)(D) los en demonteer de
branderkop 2).
- Verzet de bevestiging van de stang 3)(D) van pos-
itie A naar positie B, zodat de smoorklep 4) naar
achteren verplaatst wordt.
- Monteer de branderkop 2)(D) en de schroeven 1).
Wanneer deze operatie uitgevoerd is, de flens 11)(B)
op de plaat van de ketel bevestigen, na eerst de iso-
latieflens 9)(B), die samen met de brander geleverd
wordt, te hebben aangebracht.
Gebruik de 4 geleverde schroeven, na ze met een
produkt tegen het vastlopen te hebben ingesmeerd.
De sluiting brander-ketel moet hermetisch zijn.
Mocht bij de voorafgaande controle de stand van de
ionisatiesonde en van de ontstekingselektrode niet
juist zijn, de schroef 1)(E) verwijderen, het binnenste
gedeelte van de kop 2)(E) naar buiten trekken en
hun stand corrigeren.
De ionisatiesonde niet draaien, maar in de stand lat-
en zoals in (C). Als de sonde te dicht bij de ontstek-
ingselektrode staat, dan kan de versterker van de
branderautomaat beschadigd worden.
RS 100
RS 130
250
280
385
415