NL
BE
Bedrijf
Werkinstructies
Na elke nieuwe instelling adviseren wij een zaagproef om de
ingestelde maten te controleren. Na inschakeling van de zaag
afwachten tot het zaagblad zijn max. toerental heeft bereikt,
voordat u de zaagbewerking verricht.
Lange werkstukken beveiligen tegen wegkantelen aan het einde
van het zaagproces (bijv. met een rolbok enz.).
Gebruik alleen zaagbladen die zijn gemarkeerd met een toeren-
tal dat gelijk is aan of hoger is dan dat op het elektrische gereed-
schap.
Opletten bij het insnijden
Gebruik het apparaat uitsluitend met afzuiging. Controleer en
reinig regelmatig de afzuigkanalen.
Geschiktheid van de zaagbladen:
-
24 tanden: zachte materialen, hoge spaanderafname, grof
zaagbeeld
-
48 tanden: harde materialen, lagere spaanderafname, fijner
zaagbeeld
Uitvoering van zaagbewerkingen in
lengterichting
(Afb. 31)
Hierbij wordt een werkstuk in zijn lengterichting doorgezaagd.
Een kant van het werkstuk wordt tegen de parallelaanslag (6) ge-
drukt, terwijl de vlakke zijde op de zaagtafel (1) rust.
De zaagbladbeschermer (2) moet altijd op het werkstuk worden
neergelaten. De lichaamspositie bij het zagen in lengterichting
mag nooit op een lijn met het zaagsnedeverloop liggen.
-
Parallelaanslag (16) in overeenstemming met de werkstuk-
hoogte en de gewenste breedte instellen.
-
Zaag inschakelen:
-
Handen met aaneengesloten vingers vlak op het werkstuk
leggen en het werkstuk langs de parallelaanslag (16) in het
zaagblad (4) schuiven.
-
Zijdelingse geleiding met de linker of rechter hand (afhanke-
lijk van de positie van de parallelaanslag) slechts tot aan de
voorzijde van de zaagbladbeschermer (2).
-
Werkstuk altijd tot aan het einde van de spijtwig (3) door-
schuiven.
-
De zaagresten blijven op de zaagtafel (1) liggen tot het
zaagblad (4) zich weer in rustpositie bevindt.
-
Lange werkstukken beveiligen tegen wegkantelen aan het ein-
de van het zaagproces! (bijv. met een rolbok enz.)
Zagen van smalle werkstukken
(Afb. 32)
Bij het zagen van werkstukken met een breedte van minder dan
120 mm in lengterichting dient men absoluut van een schuifstok
(18) gebruik te maken. De schuifstok is inbegrepen in de leve-
ring. Vervang een versleten of beschadigde schuifstok meteen.
•
De parallelaanslag in overeenstemming met de beoogde
werkstukbreedte instellen.
•
Werkstuk met beide handen vooruit schuiven, in het bereik
van het zaagblad absoluut een schuifstok (18) gebruiken als
hulpmiddel.
•
Werkstuk altijd tot aan het einde van de spijtwig doorschui-
ven.
58
Let op! Bij korte werkstukken moet de schuifstok al
bij aanvang van de zaagsnede worden gebruikt.
Zagen van zeer smalle werkstukken
(Afb. 33)
Om zeer smalle werkstukken met een breedte van 30 mm of min-
der te kunnen zagen in lengterichting, moet absoluut een schuif-
hout worden gebruikt.
Schuifhout wordt niet meegeleverd! (Verkrijgbaar in de vakhan-
del) Versleten schuifhout op tijd vervangen.
•
De parallelaanslag moet op de zaagbreedte van het werkstuk
worden ingesteld.
•
Werkstuk met het schuifhout tegen de aanslagrail drukken en
met de schuifstok (18) tot aan het einde van de spijtwig door-
schuiven.
Uitvoering van zaagbewerkingen onder
verstek
(Afb. 34)
Versteksneden worden principieel met behulp van de paralle-
maanslag (6) uitgevoerd.
-
Zaagblad (4) op de gewenste hoek instellen.
-
Parallelaanslag (16) afhankelijk van de werkstukbreedte en
-hoogte instellen.
-
Zaagnsede in overeenstemming met de werkstukbreedte uit-
voeren.
In dwarsrichting zagen
(Afb. 27, 35)
-
Dwarsaanslag (36) in een van de beide groeven (33) van
de zaagtafel schuiven. Op de gewenste hoekmaat instellen.
Mocht het zaagblad (4) eveneens schuin gezet worden, dan
moet de linker groef (33) worden gebruikt. Daardoor komen
uw hand en de dwarsaanslag niet in contact met de zaag-
badbeschermer.
-
Aanslagrail (35) gebruiken.
-
Werkstuk stevig tegen de dwarsaanslag (36) drukken.
-
Zaag inschakelen.
-
Dwarsaanslag (36) en werkstuk in de richting van het zaag-
blad schuiven om de zaagsnede uit te voeren.
–
Let op: Houd altijd het begeleide werkstuk vast en nooit het
vrije gedeelte dat eraf wordt gezaagd.
-
Dwarsaanslag (36) altijd zo ver doorschuiven dat het werk-
stuk volledig doorgezaagd is.
-
Zaag weer uitschakelen. Zaagafval pas verwijderen, wan-
neer het zaagblad stilstaat.
Het zagen van spaanplaat
Om het uitbreken van de zaagranden bij het zagen van spaan-
plaat te vermijden, zou het zaagblad (4) niet hoger dan 5 mm
boven de werkstukdikte moeten worden ingesteld.
Transport
(Afb. 36/37)
1. Schakel het elektrische gereedschap voor elk transport uit en
scheid het van de netstroom.
2. Trek een eventueel aangesloten afzuigslang van de afzui-
gadapter (17) af.
3. Laat het zaagblad met behulp van de kruk neer (12). Door
linksom te draaien, wordt het zaagblad (4) naar beneden
versteld.