13.3 Instructies voor veiligheidsgordels:
•
De heupgordel moet laag worden bevestigd over de
voorzijde van de heup, zodanig dat de hoek van de
heupgordel zich binnen de horizontale voorkeurszone van
30 tot 75 graden bevindt.
•
Hoe groter de hoek binnen deze begrenzing, hoe beter,
maar de hoek mag nooit groter zijn dan 75 graden (Fig.
13.3).
•
De bovenlichaamgordel moet over de schouder en
diagonaal over de borst worden gedragen, zoals op de
afbeelding weergegeven, (Fig. 13.5).
•
De gordels moeten zo strak mogelijk worden gebruikt,
maar moeten altijd comfortabel zijn voor de gebruiker.
•
Veiligheidsnetten mogen niet gedraaid zitten tijdens
gebruik.
•
Veiligheidsgordels moeten worden bevestigd aan de "B"
stang van het voertuig en mogen niet van het lichaam
afgehouden worden door bijvoorbeeld armsteunen of
wielen, (Fig. 13.4).
•
Op het frame van de rolstoel wordt door middel van het
symbool voor het verankeringspunt (Fig. 13.6) aangegeven
waar de verankeringsbanden geplaatst moeten worden.
Deze bevinden zich aan de voorzijde (Fig. 13.7) en de
achterzijde (Fig. 13.8) van de rolstoelbasis. Bevestig eerst
de voorste banden, daarna de achterste. Trek de banden
op de rolstoel goed strak aan.
Fig. 13.4
Fig. 13.5
142
Jive M2 Sedeo Ergo
Fig. 13.6
13.4 Plaats van de verankeringsbanden:
Zie ook 'Frames", (13.7 - 13.8).
Verankeringsbeugels voorzijde:
Fig. 13.7
Verankeringsbeugels achterzijde:
Fig. 13.8
Rev.2.0