De meter zal nu het verschil tussen de opgeslagen waarde en de vol-
gende meetwaarde op het kleine display weergeven, terwijl de actuele
meetwaarde op het grote display afgelezen kan worden.
Voorbeeld: De referentiewaarde bedraagt 100,0 V; de actuele aflezing
bedraagt 90 V (grote display). Op het kleine display kan het verschil = -
10 V afgelezen worden. Als de volgende actuele meetwaarde 100,0 V
bedraagt, zal het verschil „0V" zijn. Dan leest u op het kleine display
0000. Het display kan maximaal 3999 weergeven.
Let op!
Bij de REL-functie functioneert de RESET via de SET/RESET-toets niet. Om
deze functie te verlaten, gebruikt u of de meetfunctieschakelaar of de
functietoets (FUNCTION) of een van de andere toetsen.
h) MEM (= Memory = geheugen)
Bij deze functie kunt u max. 5 meetwaarden (referentiewaarden) ops-
laan. Handel daartoe als volgt:
1. Druk zo lang op de functietoets, tot er MEM op het display verschijnt
2. Druk op de UP-/DOWN-toetsen, om een referentienummer tussen 0
en 4 te kiezen.
3. Druk op de Set/Reset-toets om de waarde op te slaan.
Als u meerdere referentiewaarden onder hetzelfde referentienum-
mer „opslaat", wordt steeds de vorige waarde gewist.
i) RCL (= memory Recall = „weergeven")
Deze functie leest de opgeslagen referentiewaarden uit het geheu-
gen. Handel daartoe als volgt:
1. Druk op de „UP"- (omhoog) of de „DOWN"- (omlaag)toets om het
gewenste referentienummer te kiezen.
2. Druk nu op de Set/Reset-toets om de opgeslagen waarde af te lezen.
De afgelezen waarde wordt op het kleine display weergegeven.
k) R-H = Range-Hold, wat zoveel betekent als het bereik vasthouden
Met deze toets is het mogelijk de Auto-Range-mode te verlaten en in
de ingestelde werkingssoort (spannings-, stroom-, weerstandsmeting
enz.) het meetbereik handmatig (= met de hand) vast te leggen/zelf
172
te bepalen door het indrukken van de toetsen UP resp. DOWN. Deze
functie is niet beschikbaar bij het meten van condensatoren (CAP).
l) EXT (=Extern)
In deze functie kunt u twee verschillende werkingssoorten gelijktijdig
aflezen, de ene op het grote display, de andere op het kleine display.
let hierbij op de volgende tabel:
Werkingssoort
Hoofddisplay
Wisselspanning
Spanningsaanduiding frequentie-aanduiding
Logictest
Hi/Lo
m) CMP (= Comparison = vergelijking)
In deze subfunctie kunt u een maximum/minimum-vergelijking
maken, doordat u de hoogste en de laatste opgeslagen referentie-
waarde met de actuele meetwaarde vergelijkt. Om deze functie te
verlaten, drukt u even kort op de werkingssoortenschakelaar. Stel
eerst het gewenste meetbereik in. Aansluitend handelt u volgens
onderstaand voorbeeld:
Volgorde van indrukken van de toetsen:
=> FUNCTION
=> AANDUIDING „CMP" en „MIN" =>
=> Instellen van de polariteit ± (Up/Down) => SET/RESET =>
=> instelling 1e cijfer
=> instelling 2e cijfer
=> instelling 3e cijfer
=> instelling 4e cijfer
=> aanduiding „CMP" en „MAX"
=> instelling ±
=> instelling 1e cijfer
=> instelling 2e cijfer
=> instelling 3e cijfer
=> instelling 4e cijfer
=> aanduiding van „CMP", MIN" of „MAX" en „LO" of „HI" of „PASS"
op het kleine display
=> het apparaat is klaar voor een vergelijkingsmeting.
Aanwijzing!
Bij de Logic-functie High/Low functioneert de COMP-functie niet.
Kleine display
frequentie-aanduiding
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
173