3.5
Meetsystemen en bijbehorende accessoires horen niet thuis in kin-
derhanden!
3.6
In commerciële instellingen dient u zich te houden aan de ARBO-
voorschriften.
3.7
In scholen, opleidingsinstituten, hobby- en doe-het-zelf-werk-
plaatsen dient het gebruik van meetsystemen en accessoires te
geschieden onder toezicht van geschoold personeel.
3.8
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen,
behalve als dat met de hand mogelijk is, kunnen spanningvoeren-
de onderdelen blootgelegd worden. Ook aansluitingen kunnen
spanningvoerend zijn. Voor een afregeling, onderhoud, inbouwen
of vervangen van onderdelen of modules, moet het apparaat van
alle spanningsbronnen losgemaakt zijn, als het openen van het
apparaat noodzakelijk is. Als daarna een afregeling, onderhoud of
reparatie van het apparaat in geopende toestand onder spanning
noodzakelijk is, mag dit alleen door een vakman gebeuren, die
met de daaraan verbonden gevaren resp. de betreffende voor-
schriften vertrouwd is (VDE-0100, VDE-0701, VDE-0683).
3.9
Condensatoren in het apparaat kunnen nog geladen zijn, zelfs als
het apparaat van alle spanningsbronnen en meetcircuits losge-
maakt is.
3.10 U dient zich er van te overtuigen dat er ter vervanging alleen zeke-
ringen van het aangegeven type en de aangegeven nominale
stroomsterkte gebruikt worden. Het gebruik van gerepareerde
zekeringen of het overbruggen van de zekeringhouder is niet toe-
gestaan. Voor het vervangen van de zekeringen maakt u de meter
los van het meetcircuit en schakelt u hem uit resp. maakt u het
complete systeem los van het net (stekker er uittrekken). Verwijder
alle aangesloten snoeren en testpunten. Voor het vervangen van
de zekeringen voor de DMM verwijdert u het 2e deksel van boven
voorzichtig (met een middelgrote schroevedraaier). Verwijder de
defecte zekering (en) door de zekeringhouderkap tegen de wijzers
van de klok in er uit te draaien en vervang de zekering door een
zekering van het zelfde type en dezelfde nominale stroomsterkte:
0,8 A flink, 250 V; gebruikelijke aanduiding: F0,8/250V resp. 20 A
flink, 250 V, gebruikelijke aanduiding F20A/250V (types BUS-
144
SMANN). Nadat u de zekeringen vervangen hebt, draait u de zeke-
ringhouderkap met de nieuwe zekering(en) met de wijzers van de
klok mee weer voorzichtig in de zekeringhouder. Aansluitend sluit
u het „zekeringvak" weer zorgvuldig. Voor het vervangen van een
zekering voor het meetsysteem maakt u met een passende schroe-
vedraaier het deksel voor de omschakeling van de voedingsspan-
ning met de ingelegde zekering voorzichtig los (let op de
inkeping), verwijdert u de defecte zekering en vervangt u deze
door een zekering van het zelfde type en de zelfde nominale
stroomsterkte. Voor het voedingsspanningsbereik van 220 tot 240
Volt geldt: 1A traag/250 V, gebruikelijke aanduiding: T1A/250V.
Nadat de zekering vervangen is, klikt u het deksel weer in de zeke-
ringhouder. De actuele voedingsspanning moet overeenkomen
met de pijlmarkering.
Let op!
Neem de meter/het meetsysteem pas weer in gebruik, als de behuizing
veilig gesloten en dichtgeschroefd is.
3.11 Werk met deze meter niet in ruimtes of bij ongunstige omgeving-
scondities, waarin/-bij brandbare gassen, dampen of stof aanwezig
(kunnen) zijn. Vermijd voor uw eigen veiligheid beslist het vochtig
of nat worden van het meetsysteem/van de meter resp. van de
aansluit-/meetsnoeren.
3.12 Wees bijzonder voorzichtig bij het omgaan met spanningen > 25 V
wissel- (= AC) resp. > 35 V gelijkspanning (= DC). Reeds bij deze
spanningen kunt u bij het aanraken van elektrische leidingen een
levensgevaarlijke schok krijgen! Schakel eerst de spanningsbron
stroomloos, verbind de meter met de aansluitingen van de te
meten spanningsbron, stel de meter in op het benodigde span-
ningsmeetbereik en schakel daarna de spanningsbron in.
Na beëindiging van de meting schakelt u de spanningsbron
stroomloos en verwijdert u de meetsnoeren van de aansluitingen
van de spanningsbron.
3.13 Zorg er voor ieder spanningsmeting voor dat de meter zich niet in
het stroommeetbereik bevindt.
3.14 Voor iedere omschakeling van het meetbereik moet u de testpun-
ten van het meetobject verwijderen.
145