Let op!
De werkingssoortenschakelaar mag bij de stroommeting in geen geval
op spanningsmeting (mV of V) of andere schakelposities, zoals stroom-
meting (mA of A), staan.
d) mA-bus
Voor gelijk- of wisselstroommetingen tot max.! 400 mA moet het
rode meetsnoer hier ingestoken worden, maar alleen, als de wer-
kingssoortenschakelaar in de positie „400 mA" staat.
e) COM = Common-bus
Hier moet voor alle metingen, behalve bij capaciteits- en inductivi-
teitsmetingen, het zwarte meetsnoer ingestoken worden (Common-
bus betekent min- of „-" massa-bus)
f) V/W-bus
In deze bus moet het rode meetsnoer gestoken worden, als u span-
nings- of weerstandsmetingen, doorgangs- of logic-tests uitvoert.
C.4 Display (weergave) - Uitleg en symbolen
a) Digitaal display
het display kan tot „3999" weergeven, waarbij de polariteit (-) auto-
matisch weergegeven wordt (bij negatieve spanningen resp. bij
omgekeerde polariteit). Er zijn verder drie posities voor de decimale
punt.
b) Analoge bargraph
De analoge bargraph bestaat uit 43 segmenten. Hij bezit een hogere
meetsnelheid dan het digitale display. Daardoor zijn meetwaarde-
tendenzen makkelijker te onderkennen. Als het meetbereik over-
schreden wordt, wordt er „OL", voor Overload = overschrijding, aan-
gegeven, het display 'knippert' als waarschuwing.
c) Auto-Hold en Dual-Display „d"
Bij de metingen „gelijkspanningsmeting", „stroommeting", „weer-
standsmeting", „doorgangstest" en „capaciteitsmeting" (CAP) is de
Auto-Hold-functie actief. Op het kleine display wordt de meetwaarde
weergegeven, die 4 - 5 s daarvoor op het „grote" display te zien was.
De Auto-Hold-functie zelf is te herkennen door de letter 'A" voor de
kleine aanduiding. „d" voor Dual-Display verschijnt links voor het
kleine display, als u een wisselspannings- (= ACV) of logicmeting
170
(LOGIC) uitvoert. In de volgende tabel kunt u zien welke metingen/-
aanduidingen er mogelijk zijn:
Meetfunctie
Hoofddisplay
(grote display)
Wisselspanning (AC)
wisselspanning
Logictest (LOGIC)
Hi/Lo
d) Data-Hold „D-H"
met D-H wordt een meetwaarde bevroren (vastgehouden).
e) MIN (= Minimum)
Druk eenmaal op deze toets: de kleinste meetwaarde wordt op het
tweede (DUAL) display weergegeven, terwijl u met het „normale"
display doorgaat met de meting.
f) MAX (= Maximum)
Druk eenmaal op de Set/Reset-toets: de grootste meetwaarde wordt
nu op het tweede display weergegeven, terwijl u met het grote dis-
play doorgaat met de meting.
g) REL (= Relatief)
Deze instelling maakt het voor u mogelijk een referentiewaarde te
vergelijken met een volgende meetwaarde. Handel als volgt:
1.Druk eerst net zo lang op de „Functie"-toets totdat op het display
„REL" verschijnt.
2.Stel nu met de „UP" en de „DOWN"-toets de polariteit van de refe-
rentiewaarde en het meetbereik in. Na iedere invoer moet u ter beve-
stiging eenmaal op de Set/Reset-toets drukken.
Volgorde van indrukken van de toetsen:
=> Functie => display „REL" =>
=> instelling ± (met UP-/DOWN-toetsen)
=> instelling 1e cijfer
=> instelling 2e cijfer
=> Instelling 3e cijfer
=> Instelling 4e cijfer
=> instelling van het meetbereik (geen automatische wisseling van
bereik) => SET/RESET => => Weergave op het kleine display toont de
referentiewaarde.
Subdisplay
(kleine Anzeige)
dB(m)
gelijkspanning
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
=> SET/RESET =>
171