D0000116133
1 Afsluitstop
u Haal de afdekkap van de aansluiting.
u Draai de afsluitstop uit met een steeksleutel (SW 32).
u Monteer het inschroef-verwarmingselement.
5.4
Aansluiting van het verwarmingswater
u LET OP: Vreemde voorwerpen, zoals laskorrels, roest of
dichtingsmateriaal belemmeren de goede werking van het
toestel. Spoel het leidingsysteem grondig.
u Monteer de leidingen voor verwarmingswater (zie hoofd-
stuk Afmetingen en aansluitingen [} 35] ).
D0000091712
u Sluit de hydraulische aansluitingen met een vlakke afdich-
ting aan.
5.4.1 Zuurstofdiffusie
Zuurstofdiffusie verwarmingscircuit
Wanneer er zuurstof in het verwarmingssysteem terechtkomt,
kunnen de stalen delen corroderen, bijv. de warmtewisselaar
van de warmwaterboiler of het buffervat. Corrosieproducten
(bijv. roestslib) kunnen neerslaan in de componenten van het
verwarmingssysteem. Daardoor kan de doorsnede van de lei-
dingen worden vernauwd, zodat prestatieverliezen of uitschake-
ling door storingen kunnen optreden.
u Gebruik zuurstofdiffusiedichte leidingen en slangen (bijv.
meerlagenleidingen).
www.stiebel-eltron.com
1
2
2 Afdekkap
Ingebruikname (installateur)
u Wanneer u een open verwarmingssysteem hebt, scheidt u
het verwarmingssysteem tussen het verwarmingscircuit en
het buffervat. Gebruik daarvoor bijv. een plaatwarmtewis-
selaar.
5.4.2 Aftapkraan monteren
u Monteer voor het onderhoud van het toestel een aftapkraan
(niet inbegrepen) in de laagst geïnstalleerde leiding.
5.4.3 Ontluchtingsventiel monteren
u Monteer vóór het vullen van het toestel een ontluchtings-
ventiel.
5.5
Voelermontage
De temperatuurvoeler is inbegrepen in de warmtepompmana-
ger WPM.
D0000046061
u Druk de veer omlaag op de voeler. De veer is bestemd om
de voeler in de voelerhuls te bevestigen.
u Breng warmtegeleidende pasta aan op de voeler.
u Schuif de voeler in de voelerhuls.
u Leg de aansluitkabel naar de warmtepompmanager WPM.
u Sluit de voeler elektrisch aan.
6
Ingebruikname (installateur)
u Wanneer in de warmtepomp geen veiligheidsventiel is in-
gebouwd, installeert u een veiligheidsventiel ter plaatse.
u Vul het toestel.
u Let bij het vullen op de permanente ontluchting van het toe-
stel.
u Monteer eventueel het toebehoren.
u Controleer het toebehoren en het toestel op goede werking.
u Controleer de hydraulische aansluitingen op dichtheid.
u Controleer of het veiligheidsventiel goed werkt.
u Controleer of de werkelijke buffertemperatuur aan de
warmtepompmanager WPM correct wordt weergegeven.
u Neem de warmtegenerator en eventueel ingebouwd elek-
trisch toebehoren in gebruik. Let op de overeenkomstige
bedienings- en installatiehandleidingen.
7
Reiniging
u Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen of reinigings-
middelen met oplosmiddelen. Een vochtige doek is vol-
doende om het toestel te reinigen.
8
Onderhoud
u Laat de werking van de veiligheidstechnische componenten
en de elektrische beveiliging van het ingebouwde toebeho-
ren periodiek testen door een installateur.
STH C Plus |
33