5
4
N
X200
L3
3
L2
2
L1
1
2
L
X210
N
1
L
4
N
3
X211
2
1
2.
Installeer voor het product in het gebouw twee schei-
dingsschakelaars.
3.
Gebruik twee 3-polige netaansluitkabels.
4.
Leid de netaansluitleidingen van het gebouw door de
wanddoorvoer naar het product.
5.
Sluit de netaansluitleiding (van warmtepomp-
stroommeter) op de aansluiting X200 aan. Deze
voedingsspanning kan tijdelijk door het energiebedrijf
worden uitgeschakeld.
6.
Verwijder de 2-polige brug aan de aansluiting X210.
7.
Sluit de netaansluitleiding (van huishoudelijke
stroommeter) op de aansluiting X211 aan. Deze
voedingsspanning bestaat permanent.
8.
Bevestig de netaansluitleidingen met de trekontlas-
tingsklemmen.
6.8
Modbus-kabel aansluiten
A
Modbus
B
1.
Waarborg, dat met de modbus-kabel de aansluitingen
A en B op de binnenunit met de aansluitingen A en B
op de buitenunit worden verbonden. Gebruik daarvoor
een modbus-kabel met verschillende aderkleuren voor
de signalen A en B.
2.
Gebruik een Modbus-kabel uit de toebehoren of als
alternatief een afgeschermde tweedraadskabel met
een aderdiameter van minimaal 0,34 mm².
3.
Let erop dat de maximale lengte van de Modbus-kabel
niet langer mag zijn dan 50 m.
4.
Leid de Modbus-kabel van het gebouw door de wand-
doorvoer naar het product.
≤
15 mm
5.
Verwijder de mantel van de Modbus-kabel. Let er hier-
bij op dat de isolatie van de verschillende aders niet
wordt beschadigd.
6.
Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dient
u de geïsoleerde einden van de draden van draadeind-
hulzen te voorzien.
8000015898_00 Installatie- en onderhoudshandleiding
N
L
L
N
X225
A
B
FE
1
2
7.
Verbind de modbuskabel met de schroefklem (1). Con-
troleer daarbij de toekenning van de aderkleuren aan
de aansluiten A en B.
8.
Verbind de schroefklem met de aansluiting X225.
9.
Maak boven de trekontlastingsklem het afschermings-
vlechtwerk van de Modbus-kabel ringvormig vrij.
10.
Monteer de aardklem (2). Verbind daarbij het af-
schermvlechtwerk elektrisch geleidend met de
behuizingsplaat.
11.
Bevestig de Modbus-kabel met de trekontlastingsklem.
6.9
Toebehoren aansluiten
▶
Neem het aansluitschema in de bijlage in acht.
6.10
Afdekking van de elektrische aansluitingen
monteren
1.
Let erop dat de afdekking een veiligheidsrelevante af-
dichting bevat, die bij een lekkage in het koudemiddel-
circuit optimaal moet werken.
2.
Bevestig de afdekking door het neerlaten in de ver-
grendeling aan de onderste rand.
3.
Bevestig de afdekking met twee schroeven aan de
bovenste rand.
7
Ingebruikname
7.1
Vóór het inschakelen controleren
▶
Controleer of de aansluitingen van de koudemiddelleidin-
gen correct zijn uitgevoerd.
▶
Controleer of de elektrische aansluitingen correct zijn
uitgevoerd.
▶
Controleer afhankelijk van de aansluitmethode of een of
twee scheidingsschakelaars geïnstalleerd zijn.
▶
Controleer, indien voor de installatieplaats voorgeschre-
ven, en afhankelijk van het type aansluiting, één of twee
aardlekschakelaars zijn geïnstalleerd.
▶
Lees de gebruiksaanwijzing.
▶
Zorg ervoor dat na de opstelling tot het inschakelen van
het product minstens 30 minuten zijn verstreken.
▶
Waarborg, dat de afdekking van de elektrische aansluitin-
gen is gemonteerd.
117