Nederlands
► Zet de versnellingshendel (1) in de gewenste positie.
9.3
Toerental afstellen
Met de gashendel kan het toerental van de motor worden
afgesteld.
► Start de motor.
► Stel het toerental met de gashendel (1) af.
9.4
Wielaandrijving inschakelen en uitschakelen
9.4.1
Wielaandrijving inschakelen
Met de koppelingshendel - wielaandrijving wordt bij
draaiende motor de aandrijfas in- of uitgeschakeld.
186
Wielaandrijving vooruit
Met de koppelingshendel - wielaandrijving zet de motorhak
zich met gemonteerde stervormige hakmessen of
loopwielen en ingeschakelde versnelling 1 of 2 vooruit in
beweging.
► Start de motor.
► Druk de vergrendeling (1) naar beneden tot aan de
aanslag in en houd deze vast.
► Druk de koppelingshendel - wielaandrijving (2) naar
boven tot aan de aanslag en houd deze vast.
► Laat de vergrendeling (1) los.
De aandrijving is ingeschakeld en de aandrijfas draait. De
motorhak rijdt vooruit.
Wielaandrijving achteruit
Met de koppelingshendel - achteruitversnelling en door
vervolgens de koppelingshendel - wielaandrijving te
bedienen, zet de motorhak zich met gemonteerde
stervormige hakmessen of loopwielen en ingeschakelde
versnelling 0/R achteruit in beweging.
► Start de motor.
9 Motorhak starten en uitzetten
0478-404-9604-A