Verwijder de onderste en bovenste sproeiarm (3/4) in het apparaat (onderste sproei-
arm, zie afb. U), om de sproeiarmen (3/4) te reinigen. Trek de sproeiarmen (3/4)
voorzichtig los en verwijder ze. Reinig de sproeiarmen (3/4) onder stromend water en
controleer of de openingen niet zijn verstopt. Plaats de armen terug in het apparaat.
Controleer na het terugplaatsen van de armen (3/4) of ze weer soepel en vrij kunnen
draaien.
Voer in geval van vetafzettingen het intensief-programma uit zonder belading om de
binnenruimte te reinigen.
Om vlekken of vervuiling van het oppervlak van de binnenruimte te verwijderen, ge-
bruikt u een met water en een beetje azijn bevochtigde doek of een voor de vaatwas-
ser geschikt reinigingsmiddel.
13. Bescherming tegen bevriezing
Volg bij gebruik in een koude omgeving, bijvoorbeeld tijdens de wintermaanden, na elke
afwasbeurt de volgende instructies op om bevriezing te voorkomen:
Haal de stekker (21) uit het stopcontact.
Draai eventueel de watertoevoer dicht en trek de waterslang van de waterinlaatklep
(22).
Maak de watertank leeg, zoals in "12.1. Water handmatig weg laten lopen" op blz.
174 beschreven.
Laat het water uit de slang en de klep lopen (bijvoorbeeld in een emmer).
Sluit de slang weer aan op de waterinlaatklep (22).
Haal het filtersysteem (5) onder uit het apparaat en neem met een doek of spons het
achtergebleven water op van de bodem van het apparaat.
Neem contact op met de klantenservice of een gekwalificeerde monteur als
het apparaat door bevriezing niet meer werkt.
Afb. U
Nederlands - 177