8.9 Montage van de persluchtslang (fi g. 1,3)
• Voor werkzaamheden op een grote afstand van de
compressor kan de persluchtslang (14) worden ge-
bruikt. Sluit daarvoor de insteeknippel (H) van de
persluchtslang aan op één van de snelkoppelingen
(4, 20). Sluit daarna het pneumatische gereedschap
aan op de snelkoppeling (G) van de persluchtslang.
9. Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar
aangesloten. De aansluiting voldoet aan de rele-
vante VDE- en DIN-voorschriften.
De netaansluiting van de klant en het gebruikte
verlengsnoer moeten eveneens aan deze voor-
schriften voldoen.
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid.
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel.
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden.
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop-
contact is getrokken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de
isolatie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op
schade. Let erop dat bij het controleren de aansluitka-
bel niet op het elektriciteitsnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante
VDE- en DIN-voorschriften voldoen. Gebruik uitslui-
tend aansluitkabels met de aanduiding H05VV-F.
Op de aansluitkabel moet de type-aanduiding vermeld
staan.
Wisselstroommotor
• De netspanning moet 230 VAC zijn
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een
doorsnede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Aansluitingen en reparaties van de elektrische uitrus-
ting mogen uitsluitend door een elektromonteur wor-
den uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het typeplaatje van de machine
• Gegevens van het typeplaatje van de motor
10. Reiniging, Onderhoud, en opbergen
n
Let op!
Verwijder vóór alle schoonmaak- en onderhouds-
werkzaamheden de netstekker uit het stopcontact!
Lichamelijk gevaar door elektrische schokken!
n
Let op!
Wacht tot het toestel helemaal is afgekoeld! Ge-
vaar voor brandwonden!
n
Let op!
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaam-
heden dient het toestel drukloos te worden ge-
maakt! Lichamelijk gevaar!
10.1 Reiniging
• Hou het toestel zo veel mogelijk vrij van stof en vuil.
Wrijf het toestel met een schone doek af of blaas het
met perslucht bij lage druk schoon.
• Het is aan te bevelen het toestel onmiddellijk na elk
gebruik schoon te maken.
• Maak het toestel regelmatig met een vochtige doek
en wat zachte zeep schoon. Gebruik geen reinigings-
of oplosmiddelen; die zouden de kunststofdelen van
het toestel kunnen aantasten. Zorg ervoor dat geen
water binnen in het toestel terecht kan komen.
• Slang en spuitgereedschap moeten vóór de schoon-
maakbeurt van de compressor worden gescheiden.
De compressor mag niet met water, oplosmiddelen
of iets dergelijks schoon worden gemaakt.
10.2 Onderhoud van het drukvat (fi g. 1)
LET OP! Voor een duurzame bestendigheid van het
drukvat (7) dient het condensatiewater na elk gebruik
te worden afgelaten door de aftapschroef (9) open te
draaien. Laat eerst de keteldruk af (zie 10.7.1). De afl
aatschroef draait u tegen de richting van de wijzers
van de klok in open (u kijkt vanaf de onderkant van de
compressor naar de schroef) zodat het condensatie-
water helemaal uit het drukvat kan weglopen. Draai
daarna de afl aatschroef terug dicht (met de wijzers
van de klok mee). Controleer het drukvat voor elk ge-
bruik op roest en beschadigingen. De compressor mag
niet met een defect of roestig drukvat in werking wor-
den gesteld. Indien u beschadigingen vaststelt, gelieve
zich tot de klantendienst-werkplaats te wenden.
n
Let op!
Het condenswater uit het drukvat bevat olieres-
ten. Ontdoet u zich van het condenswater op een
milieuvriendelijke manier en deponeer het op een
overeenkomstige inzamelplaats.
10.3 Veiligheidsklep (fi g. 3)
De veiligheidsklep (19) is afgesteld op de maximal toe-
gestane druk van het drukvat. Het is niet toelaatbaar
de veiligheidsklep te verstellen of het plombeerloodje
ervan te verwijderen. Om te verzekeren dat de veilig-
NL
43