_______________________________________NL_______
Ga voorzichtig om met het
apparaat en gebruik beschermende
13.
hulpmiddelen.
Organiseer alle materialen en
apparatuur op een manier die een
gemakkelijke en veilige bediening
4.
verzekeren, vermijd het
opeenstapelen van materialen die
om kunnen vallen.
Stel alle veiligheids-en controle
functies die betrokken zijn bij de
werkzaamheden uitgevoerd op het
15.
apparaat in op standaard en zorg
ervoor dat deze goed functioneren
voordat u het apparaat opnieuw
opstart.
WAARSCHUWING!
Volg de algemene waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften die in het vorige hoofdstuk
werden genoemd op en volg ze strikt op.
AANSLUITING VAN DE LUCHTPIJP
LET OP!
Ingeval water komt binnen de warmtepomp-eenheid kan een storing ontstaan, wat is met
opheffing van de garantie verbonden!
•
De eindpunten van de luchtkanalen – indien die zijn vinbaar buiten het overdekte gebied –
moeten met naar beneden buiging van 90° eindigen, om toelating van de neerslag in het
luchttechnische systeem te verhinderen.
• Om de terugstroom van het condenswater te vermijden, de luchtkanalen mogen naar het
apparaat niet hellen. Een naast voor het apparaat aansluitende verticale luchtkanaal mag
geinstalleerd worden eerst dan, als de toelating van condenswater in het apparaat, dat
ontstond in het kanaal, is verhinderd.
•
Isoleer de luchtkanalen tegen warmte, om het warmtverlies en de condenswatervorming te
vermijden.
• Bij de luchtuitgang van de eenheid die heeft een luchtkanaal, als de eenheid is werkzaam,
condenswater vormt ook buiten het kanaal.
• Sluiten de luchtkanalen aan de randen van het apparaat, om het gewicht van het kanaal de
randen niet te belasten.
• Stellen vibratiekalmerende bijpassende elementen tussen de kanalen en het apparaat.
• De aansluitingen tussen de randen en de kanaalzonen moeten de luchtdichtheid
verzekeren, zodat kan het lek van de lucht in inzuigende/uitzuigende takken ontstaan, wat
beschadigt het rendement van de werking.
• Reduceren het drukverlies door optimalisering van typen en stukken van de route, de
bogen en splitsingen.
Beschadiging van het apparaat
zelf of nabijgelegen objecten
veroorzaakt door vallende
spaanders, slaan en snijden of
kneuzing.
Beschadiging van het apparaat
zelf of nabijgelegen objecten
veroorzaakt door het schudden,
slaan, snijden of kneuzing.
Schade of uitschakeling van het
apparaat vanwege een
ongereguleerde actie.
8.
INBEDRIJFSTELLING
___________________31