Gebruiksdoelen
1.
Mulchen
Door de ingestoken mulchwig (zie hiervoor de afbeelding en
„Instellen voor mulchen") wordt het gras niet uitgeworpen,
maar door de maaimessen meervoudig kleiner gemaakt en
blijft, voor het bemesten van de oppervlakte, op de grasmat
liggen.
2.
Maaien en verzamelen
Het gras wordt in de opvangzak verzameld (vochtig en nat
gras verkleint de vulling van de opvangzak). Voor de
bevestiging van de opvangkorf aan de maaier moet de
afdekplaat opgetild en de opvangkorf opgehangen worden.
3.
Maaien (zonder grasopvangzak)
Gemaaid gras wordt in strepen op het veld achtergelaten.
4.
Maaien (zij-uitworp)
Gemaaid gras wordt in strepen op het veld achtergelaten.
Maak de schroef (Afb. 1/15) los, verwijder de zij-uitworp en
draai vervolgens de schroef (Afb. 1/15) weer vast (Afb. 5).
Ombouw tot "mulchen"
1. De montage en demontage van accessoires dient altijd
met uitgeschakelde motor uitgevoerd te worden.
2. Plaats de mulchwig, bij verwijderde grasopvangzak, in het
uitwerpkanaal en borg deze (1) in de beide boorgaten (2) in
het onderdeel met de zelfborgende haken (3).
3. Overtuigt u zich er van of de mulchwig na de montage
stabiel gemonteerd is.
4. Let op!!! Uitsluitend de originele onderdelen van de
fabrikant gebruiken.
5. Demontage
In het midden met de duim drukken (3), aansluitend loslaten
en de mulchwig naar beneden kantelen.
Let op!!!
Indien de grasmaaier tijdens het maaien verstopt raakt,
reduceer dan de voorwaartse beweging om de messen
langer de gelegenheid te geven het gras kleiner te maken
en op de grasmat te verdelen. Verwijder het opgehoopte
gras nooit met de hand.
BEDIENING VAN DE AANDRIJVING
Het zelfrijdende loopwerk wordt als volgt bediend: druk de
bedrijfshendel (dodemansbeugel) (12) tegen de handgreep in
en parallel daarop de aandrijfhendel (13) tegen de
handgreep.
De voorwaartse beweging wordt door het loslaten van de
aandrijfhendel (13) gestopt.
INSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
Afhankelijk van de gewenste maaihoogte moet de hoogte van
de wielen ingesteld worden. Stel de maaihoogte, m.b.v. de
hendel voor de hoogte-instelling (8), naar uw wens in. Voor de
meeste grasmaaiers is de middelste positie de meest
passende hoogte.
VOOR HET STARTEN OLIE VULLEN
Voor ieder gebruik oliestand controleren. Vul naar behoefte
de olie bij (motorolie 500 ml SAE30).
TANKEN VAN BRANDSTOF (loodvrije benzine)
• De brandstof wordt door de vulopening op de tank
bijgevuld. Vermijd ontsnapping van benzine. In de
handel verkrijgbare, zuivere loodvrije benzine
gebruiken. De benzine niet met olie mengen. Slechts
de hoeveelheid benzine kopen zodat deze binnen 30
dagen verbruikt kan worden.
WAARSCHUWING: gemorste olie of benzine
afdrogen. Niet opslaan, niet morsen, niet in de buurt van
open vuur gebruiken.
AFSLUITDOP VAN DE
BRANDSTOFTANK
WAARSCHUWING: Met alcohol verrijkte brandstoffen
(gasohol genaamd) of brandstoffen met ethanol, resp.
bijmengsels van metanol kunnen vocht aantrekken die dan
zuur doet ontstaan. Een zuivere benzine kan tijdens de
opslag het brandstofsysteem van de motor beschadigen.
Om motorproblemen te vermijden zou het
brandstofsysteem, voor een opslag langer dan 30 dagen,
geleegd moeten worden. De brandstoftank legen, de motor
starten en laten draaien tot het brandstofsysteem en de
carburateur leeg zijn. Ieder seizoen met verse brandstof
vullen. Zie ook opslagaanwijzingen. Gebruik nooit een
reinigingsmiddel in de brandstoftank om de motor of de
carburateur schoon te maken. Het kan tot een niet
repareerbare schade aan de motor leiden.
MOTORSTART
Bij starten dient u zich eerst te overtuigen dat de bougie
werd geplaatst en de machine van voldoende olie en
benzine is voorzien.
AANWIJZING: Wegens een beschermende oliefilm
aan de binnenste motoroppervlakte kan de motor bij de
eerste start walmen. Dit kan als normaal beschouwd
worden.
De bedrijfshendel (dodemansbeugel) (8) naar de
1.
rijgreep (1) drukken
37